De dag dat Tim de diagnose Usher kreeg (10)
Daar zat ik dan, op de achterbank bij mijn ouders in de auto in Rotterdam. Ik was zestien, bijna zeventien jaar oud. Het was mei 2000 en we kwamen net uit het Oogziekenhuis Rotterdam. Daar kreeg ik toen definitief te horen dat ik inderdaad het Ushersyndroom heb. De diagnose horen was voor mij niet de grootste schok, wel dat de arts tegen mij zei: “Je kunt een scooter- of autorijbewijs wel vergeten. Je kunt het proberen te halen, maar verzekeringstechnisch wordt het een lastige kwestie en daardoor raad ik het je ten zeerste af”.
De hele terugweg spookte dat door mijn hoofd. “Geen rijbewijs! Geen rijbewijs! Geen rijbewijs!”. Dat was iets waar ik geen rekening mee had gehouden en dat was dan ook een hele grote teleurstelling voor mij. Ik dacht rond mijn zestiende altijd, als ik achttien jaar geworden ben, dan ga ik mijn autorijbewijs halen.
Nu, zestien jaar later, merk ik dat het slechts af en toe vervelend en lastig is om geen rijbewijs en auto te hebben. Bijvoorbeeld bij slecht weer of waar het OV niet rijdt.
Achteraf gezien is het maar goed dat ik geen rijbewijs gehaald heb. Daar had ik, als het mij al gelukt was, nooit lang van kunnen genieten.
Verder koos ik er al snel voor om vooral de voordelen ervan in te zien. Zo heb ik bijvoorbeeld geen kosten voor rijlessen gehad en hoefde ik mij niet druk te maken om allerlei bijkomende kosten voor het bezitten en gebruiken van een auto.
Dit is slechts één aspect van zo positief mogelijk kijken naar en omgaan met het hebben van het Ushersyndroom. In het leven kies ik ervoor om niet mijn ogen te sluiten voor de realiteit van het hebben van het Ushersyndroom, maar wel om zo realistisch en positief mogelijk door te gaan met mijn leven. Ik kijk dan ook graag naar wat ik wel kan doen en bereiken en niet naar wat ik heb moeten opgeven. Daar word en werd ik niet gelukkiger van. Zo’n instelling hebben is in mijn ogen ook de enige manier om door te gaan.
Tim de Reuver