Aavantgarde logo

Eerste patiënt behandeld in klinische studie naar gentherapie voor Ushersyndroom type 1b 

Logo Aavantgarde

Op 16 september 2024 heeft AAVantgarde Bio, een biotechnologiebedrijf uit Italië, aangekondigd dat de eerste patiënt is behandeld in een klinische studie die de veiligheid en effectiviteit onderzoekt van een nieuwe gentherapie voor patiënten met retinitis pigmentosa als gevolg van Usher Syndroom type 1B (USH1B).

Deze klinische studie, genaamd LUCE-1, is opgezet om te kijken hoe veilig en effectief de nieuwe gentherapie AAVB-081 is bij mensen met Ushersyndroom type 1B. Bij deze aandoening verliezen patiënten hun gehoor en zicht door een erfelijke mutatie in het MYO7A-gen. De studie is in fase 1/2, wat betekent dat het nog in een vroeg stadium zit en vooral gericht is op het testen van veiligheid.

Hoe werkt de gentherapie?
De nieuwe behandeling, AAVB-081, maakt gebruik van een speciale techniek die is ontwikkeld om grotere genen zoals MYO7A in het oog te krijgen. Dit gebeurt door twee helften van het gen te verpakken in virale dragers, zogenaamde AAV-vectoren, die samen in de cel het MYO7A-gen weer compleet maken. Het idee is dat deze therapie de aanmaak van het Myo7A-eiwit herstelt, wat kan helpen om het gezichtsvermogen van de patiënt te stabiliseren.

Eerder succesvolle resultaten behaald
De technologie achter deze gentherapie is ontwikkeld door professor Alberto Auricchio aan het TIGEM-instituut in Napels. Aangezien de eerste studie met deze therapie bij mensen pas net van start is gegaan, zijn er nog geen gegevens over de resultaten beschikbaar. Wetenschappers hebben de therapie echter eerder onderzocht in dierstudies van kleine en grote diermodellen, en toonden een verbetering van de genfunctie tot wel 40%. Omdat de ogen van diermodellen veel verschillen vertonen met menselijke ogen, kan er pas na de klinische proeven een uitspraak worden gedaan over het succes van de therapie bij mensen.

Eerste patiënt
De eerste patiënt in de LUCE-1 studie is inmiddels behandeld in het Universitair Ziekenhuis van Campania in Napels, onder leiding van professor Francesca Simonelli, een expert op het gebied van oogheelkunde en gentherapie. De komende tijd worden nog meer patiënten behandeld en zullen de resultaten worden geëvalueerd.

Deze studie biedt hoop voor mensen met Ushersyndroom type 1B, een groep patiënten voor wie er momenteel geen behandelingen zijn om hun zicht te behouden. Het succes van deze therapie zou een grote stap vooruit zijn in de strijd tegen deze progressieve ziekte.

Meer informatie
AAVantgarde Bio blijft nauw samenwerken met onderzoekers om deze veelbelovende therapie verder te ontwikkelen en hoopt snel meer patiënten te kunnen helpen.
Stichting Ushersyndroom wordt regelmatig op de hoogte gebracht door Aavantgarde en wij delen deze waardevolle informatie met onze achterban via deze website, nieuwsbrief en sociale media. De volledige resultaten van het onderzoek zullen bekendgemaakt worden zodra de studie is voltooid en de gegevens zijn geanalyseerd, al zal dit enkele jaren duren.

Voor meer informatie over de LUCE-1 studie:
https://clinicaltrials.gov/study/NCT06591793?term=aavantgarde&rank=2

Lees ook: 
Hoop voor Usher-patiënten  

Mauro’s leven met Ushersyndroom

Mauro Braaksma is een 18-jarige die leeft met zowel gehoorverlies als verslechterend zicht, een gevolg van Ushersyndroom. Maar Mauro wil niet gezien worden als een zorgenkindje en heeft geen behoefte aan medelijden. Voor hem is zijn gehoorbeperking al lang geen probleem meer, het maakt gewoon deel uit van wie hij is. Toch was het schrikken toen hij op 16-jarige leeftijd ontdekte dat ook zijn zicht achteruitging. Zijn hoop ligt nu bij wetenschappelijk onderzoek, waarbij zebravisjes een belangrijke rol spelen in de zoektocht naar een behandeling.

De eerste tekenen van zichtverlies
Mauro draagt al sinds jonge leeftijd gehoorapparaatjes en is daarmee volledig vertrouwd. Het zichtverlies daarentegen kwam onverwacht. Mauro: “Op een dag liep ik ineens tegen een tafel aan en merkte ik dat ik steeds slechter zag bij schemerlicht.” Onderzoek in het Oogziekenhuis bevestigde dat zijn netvlies aan het afsterven was, wat resulteerde in kokerzicht. Mauro ziet nu de wereld alsof hij door een smalle koker kijkt. Dit maakt communicatie via liplezen en gebarentaal steeds moeilijker.

Diagnose: Ushersyndroom
DNA-onderzoek bracht aan het licht dat Mauro’s gehoorverlies en zichtproblemen het gevolg zijn van Ushersyndroom, een erfelijke aandoening die leidt tot doofblindheid. “Mijn man en ik bleken beiden een defect gen te hebben doorgegeven”, legt zijn moeder Leontien uit. “De kans dat hij Ushersyndroom zou hebben was 25 procent. In Nederland zijn er ongeveer achthonderd mensen met deze diagnose.”

KNO-arts Ronald Pennings werkzaam in het Radboudumc Nijmegen en een expert op het gebied van Ushersyndroom, gaf aan dat Mauro’s gehoorverlies op jonge leeftijd uitzonderlijk is. Mauro’s gehoorverlies is groot en zonder hoortoestellen hoort hij nauwelijks iets. Hopelijk blijft zijn gehoorverlies stabiel en wordt deze in de toekomst niet slechter.


KIES JIJ VOOR DOOF OF BLIND?
Mensen vragen wel eens, “zou je liever blind of doof willen zijn?”… Maar wat als je niet kan kiezen? Het videoportret ‘Wat als je niet kan kiezen?’ volgt Mauro zijn verhaal, waarin hij in zijn eigen woorden vertelt hoe het is om te leven met Ushersyndroom en hoe hij het licht weet te creëren voor zichzelf in een soms donker uitziende toekomst. Een videoportret gemaakt door Rard van der Hoeven en Indy Straver.

Video is voorzien van ondertiteling.


Wetenschappelijk onderzoek met zebravisjes
De hoop voor Mauro ligt nu bij onderzoek naar het herstel van het netvlies, waarbij zebravisjes worden ingezet als proefdieren. Deze visjes kunnen na een behandeling hun eigen netvlies regenereren, wat mogelijk ook bij mensen met Ushersyndroom tot stabilisatie van het zicht zou kunnen leiden. Hoewel de aandoening niet genezen kan worden, zou verdere achteruitgang mogelijk gestopt kunnen worden.

Zebravisjes delen 70 tot 80 procent van hun genen met mensen, waardoor ze ideaal zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Ze worden vaak gebruikt om ziektes zoals Ushersyndroom te bestuderen en behandelingen te testen zoals op het lab van Erwin van Wyk in het Radboudumc.

Een positieve levenshouding
Ondanks de uitdagingen die Ushersyndroom met zich meebrengt, blijft Mauro positief. Hij werkt bij Albert Heijn en als vrijwilliger bij Jeugdland Strijen en Speelnatuur op Tiengemeten. “Natuurlijk word ik elke dag geconfronteerd met mijn beperkingen”, zegt Mauro. “Ik kan niet meer onbeperkt fietsen en heb mijn studie autotechniek moeten opgeven omdat ik de kleuren niet meer goed zie. Maar ik kan er niets aan veranderen, dus ik probeer het beste van mijn situatie te maken.”

De toekomst
Hoewel hij niet vaak zijn blindengeleidestok gebruikt, begrijpt Mauro het belang van bewustwording. “In Disneyland merkte ik dat het gebruik van mijn stok mensen bewuster maakte van mijn situatie. Ik vind het belangrijk dat er meer bekendheid komt voor Ushersyndroom.”

Mauro kijkt vooruit naar een carrière als onderwijsassistent en hoopt dat het onderzoek met zebravisjes zijn zicht kan stabiliseren. Zijn moeder Leontien blijft hoopvol, al geeft ze toe dat de diagnose haar soms zwaar valt. “Als mensen vragen hoe het gaat, weet ik niet of ik ooit nog ‘goed’ kan zeggen”, vertelt ze. “Maar we blijven hopen op een stabiele toekomst voor Mauro.”

Bron:
PZC Regio Goeree-Overflakkee
Datum: 28-08-24
Door: Arie Bevaart 

Samen kunnen we werken aan een toekomst zonder grenzen, zonder beperkingen en zonder Ushersyndroom.

DONEER

Lange termijn resultaten van cochleaire implantatie bij Ushersyndroom

READ ARTICLE IN ENGLISH

Nieuwe inzichten uit onderzoek

Recent onderzoek van Mirthe Fehrmann en collega’s van het Radboudumc heeft belangrijke nieuwe inzichten opgeleverd over de langetermijnresultaten van cochleaire implantatie (CI) bij mensen met het Ushersyndroom. Het onderzoek richtte zich op de effectiviteit van cochleaire implantaten bij verschillende subtypes van het syndroom (USH1, USH2 en USH3), met een bijzondere focus op lange termijn uitkomsten en is gepubliceerd in het gerenommeerde tijdschrift Ear & Hearing.

Ushersyndroom is een erfelijke aandoening die wordt gekenmerkt door een combinatie van slechthorendheid of doofheid en progressief verlies van zicht door retinitis pigmentosa (RP). Hierdoor zijn mensen met Ushersyndroom sterk afhankelijk van hun gehoor voor communicatie en oriëntatie. Cochleaire implantaten (CI) bieden voor velen een uitkomst, maar tot nu toe ontbrak het aan uitgebreide studies die de effectiviteit van CI bij de verschillende subtypes van het Ushersyndroom op lange termijn onderzochten.

Opzet van het onderzoek
Het onderzoek bestudeerde 36 patiënten met Ushersyndroom die een cochleair implantaat hebben gekregen in het Radboudumc (53 oren). De patiënten werden verdeeld in vier groepen: vroeg geïmplanteerde USH1, laat geïmplanteerde USH1, USH2 en USH3. Het spraakverstaan met CI werd gemeten op verschillende tijdstippen na de implantatie: na 1 jaar, 2 jaar en 5 jaar of langer.

Het doel van het onderzoek was om de prestaties van cochleaire implantaten bij mensen met de verschillende subtypes van het Ushersyndroom te evalueren op zowel korte als lange termijn. Hierbij werd gekeken naar de verbetering in spraakverstaanbaarheid en algemene tevredenheid over de implantatie.

Belangrijkste bevindingen

  • USH1 (vroege implantatie, jonger dan 7 jaar): Vroeg geïmplanteerde patiënten (mediane leeftijd van implantatie = 13 maanden) behaalden uitstekende resultaten met een spraakherkenning van 100% na gemiddeld 12 jaar. Vroege, gelijktijdige beiderzijdse implantatie leidt tot veel beter spraakverstaan dan wanneer eerst het ene en pas later het tweede implantaat geplaatst wordt.
  • USH1 (late implantatie, ouder dan 7 jaar): Bij laat geïmplanteerde patiënten werd CI voornamelijk gebruikt voor geluidsdetectie, met een gemiddelde spraakherkenning van slechts 12%. Deze patiënten waren echter tevreden met hun vermogen om omgevingsgeluiden waar te nemen en gebruiken het implantaat meer als signaleringsfunctie.
  • USH2: Patiënten met USH2 die een CI kregen, behaalden daarmee over het algemeen goede resultaten met een gemiddelde spraakherkenning van 85% na 8 jaar opvolging. Vroege implantatie en een beter spraakverstaan met hoortoestellen voor de implantatie zorgden voor betere resultaten. Wachten met de keuze voor een CI als je ervoor in aanmerking komt, blijkt dus niet verstandig te zijn.
  • USH3: De resultaten bij USH3-patiënten waren meer variabel, met een gemiddeld spraakverstaan van 71%.  Het lage aantal patiënten in deze groep en het feit dat sommigen langdurig ernstig slechthorend waren, voor ze geïmplanteerd werden, is een verklaring voor de variatie.

* Informatie over de verschillende substypen van het Ushersyndroom, lees je hier.

Dit onderzoek toont aan dat cochleaire implantaten effectief zijn bij het verbeteren van het gehoor bij mensen met Ushersyndroom, zowel op de korte als lange termijn. Voor patiënten met USH1 wordt vroege bilaterale implantatie sterk aanbevolen voor de beste resultaten. Late implantatie biedt weliswaar een signaalfunctie, maar is niet voldoende voor effectieve mondelinge communicatie.

Bij USH2 en USH3 is vroege implantatie cruciaal om de progressie van gehoorverlies te vertragen, vooral gezien de ernstige visuele beperkingen. Voor USH2-patiënten met voldoende spraakherkenning vóór de implantatie zijn de resultaten bijzonder gunstig. Bij USH3 blijft er door de variabiliteit van symptomen meer onzekerheid over de uitkomsten, wat zorgvuldige counseling vereist. De verwachting is wel dat wanneer er bij USH3 vroeg genoeg geïmplanteerd wordt, ook voor deze groep vergelijkbare resultaten als bij USH2 behaald kunnen worden.

Implicaties voor de praktijk:

  • Vroege implantatie is cruciaal om optimale resultaten te bereiken.
  • Gelijktijdige bilaterale implantatie bij voorkeur tussen de 6 en 12 maanden wordt aanbevolen voor USH1-patiënten om maximaal spraakverstaan en gehoorprestaties te behalen.
  • Bij USH2 en USH3 zijn goede resultaten haalbaar, vooral wanneer patiënten vóór implantatie voldoende auditieve stimulatie hebben ontvangen en hoortoestellen hebben gebruikt. Wanneer het spraakverstaan met hoortoestellen onder de 70% duikt (bij 65 dB aangeboden spraak) kan CI al overwogen worden.
  • Counseling en voorlichting moeten het belang van vroege detectie en tijdige implantatie benadrukken, evenals het aanmoedigen van het gebruik van hoortoestellen om de auditieve paden actief te houden.

Deze bevindingen ondersteunen een proactieve benadering bij de behandeling van het Ushersyndroom:

  • Screening en vroege diagnose zijn essentieel om tijdig in te grijpen en de kwaliteit van leven van patiënten te verbeteren.
  • Multidisciplinaire samenwerking tussen audiologen, oogartsen, genetici en revalidatiespecialisten kan bijdragen aan een geïntegreerde zorgaanpak.
  • Individuele behandelplannen moeten worden opgesteld, rekening houdend met het specifieke subtype, de progressie van symptomen en de persoonlijke behoeften van de patiënt.

Met tijdige en passende behandeling kunnen patiënten aanzienlijke verbeteringen in hun gehoor ervaren, wat leidt tot een betere communicatie en een verhoogde kwaliteit van leven ondanks de uitdagingen van het syndroom.

Bron: Fehrmann, M.L.A., Lanting, C.P., Haer-Wigman, L., et al. (2024). Long-term outcomes of cochlear implantation in Usher syndrome. Journal Name, Volume(Issue), Pages. DOI: 10.1097/AUD.00000000000001544