GEHOORONDERZOEK

De verschillende gehoortesten geven een goed totaalbeeld en geven een goede indicatie van hoe het proces van gehoorverlies verloopt. Bewaar daarom ook alle audiogrammen voor je persoonlijke dossier. Een bezoek aan een Audiologisch Centrum is niet alleen nodig voor het aanmeten van nieuwe hoortoestellen en cochleair implantaten, maar is ook nodig om hoorhulp middelen vergoed te krijgen bij de zorgverzekeraars.

Voor kinderen zijn er over het algemeen dezelfde soort testen als voor volwassenen. Wel wordt bij een aantal testen een aangepaste, speelsere manier van testen toegepast.

Er worden momenteel ook testen ontwikkeld om de inspanning van het horen te kunnen meten. Deze testen worden nog niet overal toegepast.

GEHOORSCREENING BIJ PASGEBORENEN

De neonatale gehoorscreening, ook wel algo-screening of OAE-screening genoemd, is een gehoortest voor pasgeboren baby’s. Alle kinderen die in Nederland worden geboren, komen hiervoor in aanmerking. Bij deze gehoorscreening wordt gecontroleerd of een pasgeboren baby voldoende hoort voor een normale taal- en spraakontwikkeling.

Wanneer uit deze test blijkt dat je kind niet (goed) hoort, volgt meer onderzoek door een KNO arts en onderzoekers in een Audiologisch Centrum. Meestal wordt dan ook een DNA-onderzoek aangeboden om de erfelijke factoren te achterhalen die een verklaring kunnen geven voor de doof- of slechthorendheid.

OTOSCOPIE

Otoscopie is een grondig onderzoek van de gehoorgang en het trommelvlies. Met behulp van otoscopie kan de KNO-arts eenvoudig onderzoeken of er een verklaring is voor jouw gehoorklachten. Tijdens het onderzoek kijkt de arts met een oortrechter in het oor. 

OAE-HOORTEST

De OAE-hoortest meet de activiteit van de haarcellen in het slakkenhuis. OAE staat voor Oto-Akoestische Emissies. Dit is het verschijnsel waarbij het oor zelf een geluidssignaal produceert als reactie op een kort klikgeluid.
Tijdens de test hoor je korte geluidjes via speciale oordopjes. De reactie van jouw oor hierop wordt gemeten met behulp van speciale apparatuur. Jij of jouw kind hoeft zelf niets te doen, behalve rustig en zo stil mogelijk te blijven zitten.

TEST RICHTING-HOREN

Een test voor richting-horen maakt duidelijk in hoeverre je kunt bepalen waar een geluid vandaan komt. Dat lukt alleen als beide oren (met een hoortoestel of cochleair implantaat) nagenoeg even goed functioneren.
Tijdens de test krijg je geluiden te horen via diverse luidsprekers die om je heen zijn geplaatst. Je moet steeds aangeven uit welke richting (dus van welke luidspreker) het geluid afkomstig is.

BERA-HOORTEST

 De BERA (Brainstem Evoked Response Audiometry) hoortest geeft informatie over de functionaliteit van het slakkenhuis en de gehoorzenuw. Tijdens deze test wordt de overdracht van het geluid via de hoorzenuw naar de hersenen gemeten. Met behulp van de BERA-hoortest kan de hoordrempel voor de hoge tonen worden vastgesteld. Ook kunnen eventuele stoornissen van de gehoorzenuw worden opgespoord.
Voor de test worden drie of vier elektrodes op je (voor)hoofd en achter je oren geplakt. Vervolgens hoor je via een koptelefoon geluid. Via de elektroden wordt de zenuwactiviteit als reactie op het geluid bepaald.

De test duurt ongeveer een half uur. Tijdens de test moet je zo rustig mogelijk blijven liggen. Voor (jonge) kinderen is dit vaak moeilijk. Daarom worden zij meestal getest onder lichte narcose. Baby’s tot zes maanden kunnen vaak tijdens hun slaap worden getest.

SPRAAKAUDIOGRAM

Het spraakaudiogram-test staat ook wel bekend als ‘de woordjestest’. Bij een spraakaudiogram krijg je via een koptelefoon woordjes van verschillende luidheid te horen. Deze woordjes moet je nazeggen. Het spraakaudiogram laat zien in hoeverre je verschillende klanken kunt onderscheiden, bijvoorbeeld het verschil tussen ‘bak’ en ‘wak’. In feite test het spraakaudiogram het verschil tussen horen en verstaan. Kinderen jonger dan 5 jaar hoeven de woordjes niet altijd na te zeggen maar wijzen het bijbehorende plaatje of voorwerp aan.

Het resultaat van een spraakaudiogram-hoortest wordt genoteerd in een grafiek. Deze grafiek laat zien hoeveel procent spraak je bij verschillende geluidssterktes kunt horen.
Op de horizontale as staat de sterkte van het geluid: nul decibel (dB) betekent vrijwel geen geluid. Hoe verder je in het audiogram naar rechts gaat, hoe hoger het aantal dB, dus hoe harder het geluid. 

De resultaten van de metingen met jouw rechteroor, linkeroor en/of beide oren samen worden in de grafiek weergegeven met afzonderlijke lijnen. Deze resultaten worden vergeleken met de normcurve (zie de stippellijn).

Hoe hard het geluid ook wordt aangeboden, het komt voor dat iemand nooit 100% van de aangeboden woorden kan verstaan (zie de derde lijn die begint bij 60 dB). In dit geval kan iemand maximaal 70% verstaan. Het verschil (100% – 70%= 30%) wordt het discriminatieverlies genoemd.

De curve helemaal rechts in de grafiek laat zien dat het mogelijk is dat het spraakverstaan minder wordt als het geluidsniveau toeneemt. Dat levert een helmvormige curve op. Men spreekt in dit geval van ‘fonemische regressie’ of ‘roll-over’.

TOONAUDIOGRAM

Voor veel Ushers staat deze test bekend als ‘de piepjestest’. Tijdens de test krijg je verschillende tonen te horen die afwisselend hard, zacht, hoog en laag zijn. Hierbij geef je steeds aan of je het geluidje hoort. Zo wordt vastgesteld hoe hard een bepaald geluid moet zijn, wil jij het kunnen horen. Dat is dan jouw gehoordrempel.

Voor peuters en kleuters wordt deze test vaak uitgevoerd met behulp van blokjes: steeds als het kind een geluidje hoort, moet het een blokje in het bakje doen (spelaudiometrie). 

LEES MEER

TEST SPRAAK-IN-RUIS

Door middel van deze test kan worden onderzocht in hoeverre je spraak kunt verstaan als er andere geluiden op de achtergrond zijn. De test geeft inzicht in de spraakdrempel: ze maken duidelijk hoe luid de spraak moet zijn ten opzichte van de ruis, om alles goed te kunnen verstaan.

Er zijn verschillende testmethodes. Een bekende methode is de Plomp-test.
Via een koptelefoon of luidspreker krijg je zinnen te horen en tegelijkertijd klinkt er ‘spraakruis’ (geroezemoes van een groot aantal mensen). Je moet deze zinnen nazeggen. De luidheid waarmee de zinnen worden aangeboden, wordt steeds afgestemd op wat je wel en niet goed kunt verstaan. Zo wordt een signaal-ruisverhouding gemeten. Dit geeft een indicatie van jouw spraakdrempel.

Er is discussie of de Plomp-test een goede afspiegeling is van de problemen die slechthorenden in de praktijk ervaren. Het is namelijk een eentonige ruis die gemakkelijk ‘weg te filteren’ is met je hersenen. Het zou beter zijn om testen uit te voeren met een wisselende ruis: lawaai van bijvoorbeeld verkeer, van enkele sprekers, van een groot aantal pratende mensen, soms hard, soms zacht op de achtergrond geven een veel betere indicatie van het spraakverstaan in de dagelijkse praktijk. 

LUIDHEIDSMETING

Het toonaudiogram geeft aan wat jouw gehoordrempel is: welke geluiden kun je nog net horen? Een luidheidsmeting geeft inzicht in de luidheidsopbouw van jouw gehoor boven de gehoordrempel: wanneer ervaar je een geluid als zacht, normaal, hard en erg hard? 

Bij de luidheidstest krijgt je een koptelefoon. Vervolgens hoor je geluidjes van verschillende luidheid en toonhoogte. Na elk geluidje geef je aan hoe je dit hebt ervaren: niet hoorbaar, erg zacht, zacht, normaal, hard of erg hard. Jouw antwoorden worden ingevoerd in een computer. Het resultaat is een grafiek met een curve die aangeeft hoe je geluid ervaart. De uitkomst kan bijvoorbeeld zijn dat je ongevoelig bent voor zachte geluiden en/of overgevoelig voor harde geluiden. Deze informatie is belangrijk voor het kiezen van het juiste type hoortoestel – en het juist afstellen daarvan.