Met Wouter aan mijn zij, kan ik zelfstandig zijn

Leonie zit op een bank buiten in het park met haar hond Wouter liggend aan haar voeten

Leonie Mengerink met haar geleidehond Wouter

Leonie Mengerink (42) had al vanaf haar puberteit last van nachtblindheid maar een link met een oogaandoening had ze nooit gelegd.  Er zijn wel meer mensen die daar last van hebben, dacht ze. “Fietsen in het donker vond ik niet prettig, dus deed ik dat bijna nooit, en ook op latere leeftijd reed ik liever geen auto in de avonduren.”

Toen ze 38 jaar was kreeg ze de diagnose: syndroom van Usher. Sindsdien is haar zicht zodanig afgenomen, dat ze nu nog maar een gezichtsveld heeft van een krappe tien graden. Haar blindengeleidehond Wouter is voor haar een enorme steun in de rug.

De diagnose
Een aantal jaar geleden waren we bij mijn schoonouders en daar bleek dat ik iets niet zag, wat de anderen maar gek vonden. Ik heb een online oogtest gedaan en daaruit kwam het dringende advies om naar de oogarts te gaan. Via de huisarts werd ik doorverwezen. Na lang wachten en veel onderzoeken kwam de diagnose: het bleek dat ik retinitis pigmentosa heb. Na nog meer onderzoek bleek uiteindelijk dat ik het syndroom van Usher heb. 

Dit syndroom houdt in dat je je zicht en gehoor verliest. In mijn geval is mijn gehoorverlies beperkt. De artsen verwachten daar geen heel grote problemen mee. Daarentegen is de weken na mijn diagnose mijn zicht erg snel achteruitgegaan. Daarom moest ik stoppen met mijn werk in de zorg. Ik kon het allemaal niet meer bijhouden en het kostte me ongelooflijk veel energie. Die energie stopte ik dan liever in mijn gezin. 

Snelle achteruitgang
Door de snelle achteruitgang liep ik anderhalve maand na mijn diagnose al met een taststok, maar ook dat vrat veel energie. Ik heb toen één keer de korte afstand van de avondvierdaagse meegelopen met mijn kinderen, maar ik moest zo geconcentreerd lopen en voelen met een taststok, dat ik na zo’n lange wandeling helemaal gesloopt was. 

Het lichtpuntje was dat ik op een gegeven moment in aanmerking kwam voor een blindengeleidehond. Op dat moment werd me verteld dat ik er rekening mee moest houden dat dat wel een jaar kon duren, maar na een paar maanden kreeg ik een telefoontje van KNGF Geleidehonden dat ze een match voor me hadden. Ze hebben me enorm goed begeleid tijdens dit proces en na vijf maanden trok hulphond Wouter bij ons in. Ik had geluk! 

Geen avondklok meer
Mijn leven met Wouter is een stuk relaxter en makkelijker. Toen ik met hem de avondvierdaagse ging wandelen, had ik daarna nergens last van. Hoe ik voorheen zelf moest voelen waar en hoe ik precies liep, doet Wouter dat nu voor me. Dat scheelt zóveel energie.
 

Ik kan weer lange wandelingen maken, vrijwilligerswerk doen en met het openbaar vervoer gaan. Alleen lopen in het donker deed ik niet voor ik Wouter had. Ik zorgde altijd dat ik thuis was als het begon te schemeren. Nu kan dat wel weer, ik heb geen avondklok meer! 

Mijn gezin is helemaal weg van Wouter. Logisch ook: het is een schat van een hond en echt een allemansvriend. Mijn jongste dochter had een paar jaar geleden een tekening gemaakt met daarop een tekst: ‘Ik hoop dat mama weer beter wordt, maar dan moet Wouter wel blijven’. Zo mooi dat ze die koppeling kan maken. 

De ander-halve-meter
Door de coronacrisis kom ik nu, net als iedereen, minder de deur uit dan voorheen, met name omdat het voor mij lastiger is om in bijvoorbeeld een supermarkt anderhalve meter afstand te houden. Naar de supermarkt ga ik daarom niet vaak meer. Als ik me dan onder de mensen begeef, krijg ik soms opmerkingen naar mijn hoofd geslingerd (‘Afstand houden is moeilijk hè?’) als ik per ongeluk te dichtbij kom. 

Ik ben vrij nuchter, dus ik trek me daar nooit veel van aan. Dat ligt meer aan de beperkingen van de mensen die dat zeggen dan aan die van mij, denk ik dan maar. Wandelen doen Wouter en ik nog wel veel. Zo kunnen we alsnog lekker buiten zijn met het gezin. 

Mijn toekomst is onzeker
Hoe het nu is gesteld met mijn zicht kun je vergelijken met een klein speldenprik in een vel papier. En als ik op normale praatafstand tegenover iemand sta, kan ik alleen een oog zien. Ook moet ik alles eerst ‘scannen’ om een goed beeld te krijgen van iemand of mijn omgeving. Het verloop van mijn ziekte weet niemand, maar dat mijn zicht slechter wordt, is een feit. 

Het kan een poos stabiel blijven, maar kan ook langzaamaan verslechteren of helemaal verdwijnen. Vooral die onzekerheid is vervelend, maar mijn gezin en ik zijn allemaal vrij nuchter. We kijken vooral naar de dingen die we nog wél kunnen en niet naar de dingen die we niet meer kunnen doen. Ik voel me in ieder geval gezegend met Wouter. Door hem kan ik zelfstandig zijn en als dat zo blijft ben ik een gelukkig mens.” 

 

Bron: Telegraaf, VROUW – Verhalen achter het nieuws
Door: Puck Stobbelaar