Op 16 september 2024 heeft AAVantgarde Bio, een biotechnologiebedrijf uit Italië, aangekondigd dat de eerste patiënt is behandeld in een klinische studie die de veiligheid en effectiviteit onderzoekt van een nieuwe gentherapie voor patiënten met retinitis pigmentosa als gevolg van Usher Syndroom type 1B (USH1B).
Deze klinische studie, genaamd LUCE-1, is opgezet om te kijken hoe veilig en effectief de nieuwe gentherapie AAVB-081 is bij mensen met Ushersyndroom type 1B. Bij deze aandoening verliezen patiënten hun gehoor en zicht door een erfelijke mutatie in het MYO7A-gen. De studie is in fase 1/2, wat betekent dat het nog in een vroeg stadium zit en vooral gericht is op het testen van veiligheid.
Hoe werkt de gentherapie?
De nieuwe behandeling, AAVB-081, maakt gebruik van een speciale techniek die is ontwikkeld om grotere genen zoals MYO7A in het oog te krijgen. Dit gebeurt door twee helften van het gen te verpakken in virale dragers, zogenaamde AAV-vectoren, die samen in de cel het MYO7A-gen weer compleet maken. Het idee is dat deze therapie de aanmaak van het Myo7A-eiwit herstelt, wat kan helpen om het gezichtsvermogen van de patiënt te stabiliseren.
Eerder succesvolle resultatenbehaald
De technologie achter deze gentherapie is ontwikkeld door professor Alberto Auricchio aan het TIGEM-instituut in Napels. Aangezien de eerste studie met deze therapie bij mensen pas net van start is gegaan, zijn er nog geen gegevens over de resultaten beschikbaar. Wetenschappers hebben de therapie echter eerder onderzocht in dierstudies van kleine en grote diermodellen, en toonden een verbetering van de genfunctie tot wel 40%. Omdat de ogen van diermodellen veel verschillen vertonen met menselijke ogen, kan er pas na de klinische proeven een uitspraak worden gedaan over het succes van de therapie bij mensen.
Eerste patiënt
De eerste patiënt in de LUCE-1 studie is inmiddels behandeld in het Universitair Ziekenhuis van Campania in Napels, onder leiding van professor Francesca Simonelli, een expert op het gebied van oogheelkunde en gentherapie. De komende tijd worden nog meer patiënten behandeld en zullen de resultaten worden geëvalueerd.
Deze studie biedt hoop voor mensen met Ushersyndroom type 1B, een groep patiënten voor wie er momenteel geen behandelingen zijn om hun zicht te behouden. Het succes van deze therapie zou een grote stap vooruit zijn in de strijd tegen deze progressieve ziekte.
Meer informatie AAVantgarde Bio blijft nauw samenwerken met onderzoekers om deze veelbelovende therapie verder te ontwikkelen en hoopt snel meer patiënten te kunnen helpen.
Stichting Ushersyndroom wordt regelmatig op de hoogte gebracht door Aavantgarde en wij delen deze waardevolle informatie met onze achterban via deze website, nieuwsbrief en sociale media. De volledige resultaten van het onderzoek zullen bekendgemaakt worden zodra de studie is voltooid en de gegevens zijn geanalyseerd, al zal dit enkele jaren duren.
https://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2024/09/Aavantgarde-voorblad.png425800Ivonne Bressershttps://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2023/08/Website-logo.svgIvonne Bressers2024-09-27 15:26:342024-10-01 21:31:52Eerste patiënt behandeld in klinische studie naar gentherapie voor Ushersyndroom type 1b
Recent onderzoek van Mirthe Fehrmann en collega’s van het Radboudumc heeft belangrijke nieuwe inzichten opgeleverd over de langetermijnresultaten van cochleaire implantatie (CI) bij mensen met het Ushersyndroom. Het onderzoek richtte zich op de effectiviteit van cochleaire implantaten bij verschillende subtypes van het syndroom (USH1, USH2 en USH3), met een bijzondere focus op lange termijn uitkomsten en is gepubliceerd in het gerenommeerde tijdschrift Ear & Hearing.
Ushersyndroom is een erfelijke aandoening die wordt gekenmerkt door een combinatie van slechthorendheid of doofheid en progressief verlies van zicht door retinitis pigmentosa (RP). Hierdoor zijn mensen met Ushersyndroom sterk afhankelijk van hun gehoor voor communicatie en oriëntatie. Cochleaire implantaten (CI) bieden voor velen een uitkomst, maar tot nu toe ontbrak het aan uitgebreide studies die de effectiviteit van CI bij de verschillende subtypes van het Ushersyndroom op lange termijn onderzochten.
Opzet van het onderzoek Het onderzoek bestudeerde 36 patiënten met Ushersyndroom die een cochleair implantaat hebben gekregen in het Radboudumc (53 oren). De patiënten werden verdeeld in vier groepen: vroeg geïmplanteerde USH1, laat geïmplanteerde USH1, USH2 en USH3. Het spraakverstaan met CI werd gemeten op verschillende tijdstippen na de implantatie: na 1 jaar, 2 jaar en 5 jaar of langer.
Het doel van het onderzoek was om de prestaties van cochleaire implantaten bij mensen met de verschillende subtypes van het Ushersyndroom te evalueren op zowel korte als lange termijn. Hierbij werd gekeken naar de verbetering in spraakverstaanbaarheid en algemene tevredenheid over de implantatie.
Belangrijkste bevindingen
USH1 (vroege implantatie, jonger dan 7 jaar): Vroeg geïmplanteerde patiënten (mediane leeftijd van implantatie = 13 maanden) behaalden uitstekende resultaten met een spraakherkenning van 100% na gemiddeld 12 jaar. Vroege, gelijktijdige beiderzijdse implantatie leidt tot veel beter spraakverstaan dan wanneer eerst het ene en pas later het tweede implantaat geplaatst wordt.
USH1 (late implantatie, ouder dan 7 jaar): Bij laat geïmplanteerde patiënten werd CI voornamelijk gebruikt voor geluidsdetectie, met een gemiddelde spraakherkenning van slechts 12%. Deze patiënten waren echter tevreden met hun vermogen om omgevingsgeluiden waar te nemen en gebruiken het implantaat meer als signaleringsfunctie.
USH2: Patiënten met USH2 die een CI kregen, behaalden daarmee over het algemeen goede resultaten met een gemiddelde spraakherkenning van 85% na 8 jaar opvolging. Vroege implantatie en een beter spraakverstaan met hoortoestellen voor de implantatie zorgden voor betere resultaten. Wachten met de keuze voor een CI als je ervoor in aanmerking komt, blijkt dus niet verstandig te zijn.
USH3: De resultaten bij USH3-patiënten waren meer variabel, met een gemiddeld spraakverstaan van 71%. Het lage aantal patiënten in deze groep en het feit dat sommigen langdurig ernstig slechthorend waren, voor ze geïmplanteerd werden, is een verklaring voor de variatie.
* Informatie over de verschillende substypen van het Ushersyndroom, lees je hier.
Dit onderzoek toont aan dat cochleaire implantaten effectief zijn bij het verbeteren van het gehoor bij mensen met Ushersyndroom, zowel op de korte als lange termijn. Voor patiënten met USH1 wordt vroege bilaterale implantatie sterk aanbevolen voor de beste resultaten. Late implantatie biedt weliswaar een signaalfunctie, maar is niet voldoende voor effectieve mondelinge communicatie.
Bij USH2 en USH3 is vroege implantatie cruciaal om de progressie van gehoorverlies te vertragen, vooral gezien de ernstige visuele beperkingen. Voor USH2-patiënten met voldoende spraakherkenning vóór de implantatie zijn de resultaten bijzonder gunstig. Bij USH3 blijft er door de variabiliteit van symptomen meer onzekerheid over de uitkomsten, wat zorgvuldige counseling vereist. De verwachting is wel dat wanneer er bij USH3 vroeg genoeg geïmplanteerd wordt, ook voor deze groep vergelijkbare resultaten als bij USH2 behaald kunnen worden.
Implicaties voor de praktijk:
Vroege implantatie is cruciaal om optimale resultaten te bereiken.
Gelijktijdige bilaterale implantatie bij voorkeur tussen de 6 en 12 maanden wordt aanbevolen voor USH1-patiënten om maximaal spraakverstaan en gehoorprestaties te behalen.
Bij USH2 en USH3 zijn goede resultaten haalbaar, vooral wanneer patiënten vóór implantatie voldoende auditieve stimulatie hebben ontvangen en hoortoestellen hebben gebruikt. Wanneer het spraakverstaan met hoortoestellen onder de 70% duikt (bij 65 dB aangeboden spraak) kan CI al overwogen worden.
Counseling en voorlichting moeten het belang van vroege detectie en tijdige implantatie benadrukken, evenals het aanmoedigen van het gebruik van hoortoestellen om de auditieve paden actief te houden.
Deze bevindingen ondersteunen een proactieve benadering bij de behandeling van het Ushersyndroom:
Screening en vroege diagnose zijn essentieel om tijdig in te grijpen en de kwaliteit van leven van patiënten te verbeteren.
Multidisciplinaire samenwerking tussen audiologen, oogartsen, genetici en revalidatiespecialisten kan bijdragen aan een geïntegreerde zorgaanpak.
Individuele behandelplannen moeten worden opgesteld, rekening houdend met het specifieke subtype, de progressie van symptomen en de persoonlijke behoeften van de patiënt.
Met tijdige en passende behandeling kunnen patiënten aanzienlijke verbeteringen in hun gehoor ervaren, wat leidt tot een betere communicatie en een verhoogde kwaliteit van leven ondanks de uitdagingen van het syndroom.
De ‘Usher Actie Rijnsbrug’ vriendengroep overhandigen de cheeque aan Dr. Suzannen Yzer. Van links naar recht; Marjolein, Liesbeth, Suzanne, Annemarie
Ushersyndroom, gekenmerkt door perceptief gehoorverlies en progressieve Retinitis Pigmentosa (RP) vormt een uitdaging voor de medische wereld. Voor het meest betrokken gen, USH2A, worden behandelingen voor Retinitis Pigmentosa steeds veelbelovender.
Door het gebruik van correct gekozen eindpunten zullen onnodige mislukkingen van potentieel effectieve behandelingsonderzoeken voorkomen kunnen worden.
Dankzij de jarenlange niet aflatende enthousiasme en inzet van de Rijnsburg Usher Actie-groep, kan Stichting Ushersyndroom een belangrijk onderzoek naar de vaststelling van de juiste biomarkers en eindpunten voor USH2A behandelonderzoeken, financieel ondersteunen.
Doel van de studie
In deze studie willen de onderzoekers onder leiding van Dr. Suzanne Yzer, oogarts in Radboudumc, het netvlies van patiënten met Ushersyndroom bestuderen door bestaande oogheelkundige onderzoeken te combineren met nieuw ontwikkelde beeldvormingstechnieken. De gecombineerde informatie zorgt voor meer gedetailleerde samenhang tussen de structurele en functionele veranderingen van het netvlies. Dit zal vervolgens essentiële gegevens opleveren voor een gecombineerde analyse. Deze analyse zorgt er dan weer voor dat de beste biomarkers en eindpunten gekozen kunnen worden voor toekomstige klinische studies voor patiënten met Ushersyndroom.
“Correct gekozen eindpunten helpen bij het voorkomen van onnodig falen van een mogelijk baanbrekend behandelonderzoek”. Dr. Suzanne Yzer, oogarts in Radboudumc
Vertraging
Biomarkers en eindpunten zijn noodzakelijk bij behandelingsonderzoeken (klinische trials), zodat de uitkomsten en informatie onbetwistbaar zijn en het bewijs leveren dat een behandeling effectief is. Deze biomarkers en eindpunten worden voor aanvang van de trial reeds vastgelegd. Een slecht onderzoeksontwerp kan ervoor zorgen, dat de werking van een medicijn niet kan worden aangetoond. Dit leidt vervolgens tot een vertraging van jaren voordat de therapie beschikbaar komt voor patiënten. Dit is niet alleen een grote tegenvaller voor de onderzochte behandeling, maar zal er vervolgens ook voor zorgen dat investeerders terughoudend zijn om nieuwe studies te steunen. Het is daardoor zelfs denkbaar, dat een goed werkende behandeling, uiteindelijk niet gebruikt zal gaan worden.
Verkeerde eindpunten Het mislukken van een behandelonderzoek betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de onderzochte therapeutische behandeling niet effectief is. Studies zijn mogelijk mislukt, omdat (achteraf gezien) niet de juiste inclusiecriteria of niet de juiste onderzoekseindpunten zijn gekozen waardoor de werkzaamheid van de behandeling niet kan worden aangetoond. In augustus 2022 werd om deze reden de klinische trial van ProQR stopgezet. De eindpunten voor een andere klinische trial (voor LCA) werden niet bereikt, wat misschien wel gebeurd zou zijn, als er andere eindpunten waren gekozen. Uiteindelijk trokken investeerders zich terug, waardoor er ook onvoldoende financiering was om de klinische trial voor USH2a exon 13, voort te zetten. Lees hier meer over in dit artikel. Inmiddels is de doorstart van deze klinische trial een feit; Laboratoires Théa (Théa) heeft deze studie overgenomen. Lees hier meer over.
Bestaande en nieuw beeldvormingstechnieken
Met de eerste klinische trials op komst, is het dus van het grootste belang dat de juiste biomarkers en eindpunten worden gekozen. Radboudumc heeft een natuurlijk beloopstudie uitgevoerd bij een grote groep patiënten met mutaties in USH2-genen, de CRUSH-studie en de RUSH2a-studie. Uitkomsten worden in het najaar van 2024 verwacht. Het is waarschijnlijk dat uit deze studies blijkt, welke onderzoeken die op de oogheelkunde poli gedaan worden, wel en welke niet bruikbaar zijn voor een klinische trial. Sinds de start van deze natuurlijk beloopstudies is er echter veel vooruitgang geboekt met bestaande en nieuw ontwikkelde beeldvormingstools, zoals “Adaptive Optics” en de “High Magnification Module”-lens, waardoor er veel gedetailleerder naar het netvlies gekeken kan worden.
Kansen vergroten De huidige studie richt zich op de identificatie van de meest betrouwbare biomarkers en eindpunten voor toekomstige therapeutische studies bij Ushersyndroom type 2 door de gegevens van de CRUSH en RUSH2a studie te combineren met nieuwe detailgerichte beeldvormingstechnieken. Als de behandeling effectief blijkt te zijn, kunnen door de identificatie van betere eindpunten, de kansen worden vergroot om de doeltreffendheid van een behandeling ook werkelijk aan te tonen. Dit zal bijdragen aan verdere ontwikkeling van een behandeling en kan bovendien bijdragen aan het sneller implementeren van nieuwe klinische studies naar bijvoorbeeld genvervangingstherapie bij Ushersyndroom, zoals bijvoorbeeld de minigenen voor USH2a en USH2c en excisietherapie. Dit zal uiteindelijk alle patiënten met Ushersyndroom ten goede komen. Het ultieme doel is om een succesvolle behandeling te krijgen en het medicijn of therapeutische behandeling vervolgens in een vroeg stadium van de ziekte toe te dienen en daarmee een ernstig verlies van de lichtgevoelige cellen in het netvlies, te voorkomen.
De bevindingen zullen worden gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften en zullen bijdragen aan de vooruitgang van genspecifieke therapieën bij netvliesaandoeningen.
Dankzij de Usher Actie Rijnsburg en de cofinanciering van het Vaillantfonds en de Aanmoedigingsfonds van de Koninklijke Facultatieve kan Stichting Ushersyndroom dit onderzoek financieel ondersteunen. Dit project is begroot op € 226.000,- en duurt 3 jaar.
Vriendengroep van Liesbeth
Usher Actie Rijnsburg is een vriendengroep die in actie komt voor hun vriendin Liesbeth en andere mensen met het Ushersyndroom. Zij organiseren allerlei acties en een jaarlijks terugkerend feest om zoveel mogelijk geld bij elkaar te verzamelen.
https://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2024/06/radboud-Liesbeth-3-scaled.jpg17072560Ivonne Bressershttps://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2023/08/Website-logo.svgIvonne Bressers2024-06-05 10:34:272024-06-21 13:50:33Wat zijn de beste biomarkers en eindpunten voor toekomstige trials?
Wat is coping? Jouw copingstijl is de manier waarop jij omgaat met stress en problemen. ‘To cope’ betekent vertaald vanuit het Engels: ‘omgaan met’. Je bent in staat om op verschillende manieren met stress om te gaan, maar vaak heb je in stressvolle situaties één duidelijke manier van reageren. Deze reactie, zowel in je gedrag als emotioneel, noem je de copingstijl of copingstrategie. -iPractice
Samenvatting van het document “Eindverslag Coping met Usher”
Inleiding
Het rapport “Coping met Usher” richt zich op het begrijpen en verbeteren van de ondersteuning aan gezinnen met een kind dat gediagnosticeerd is met het Ushersyndroom. De studie erkent dat deze gezinnen meerdere ondersteuningsbehoeften hebben en vaak weinig tot geen hulp krijgen bij het omgaan met het syndroom.
Het primaire doel van het project was om consistentie te creëren in de manier waarop psycho-educatie wordt gegeven aan gezinnen door het ontwikkelen van materialen voor professionals. Het project streefde ernaar ervoor te zorgen dat deze materialen voldoen aan de behoeften van professionals en effectief kunnen worden geïmplementeerd in de praktijk.
Het document “Eindverslag Coping met Usher” beschrijft een project dat gericht is op het ontwikkelen en implementeren van materialen voor psycho-educatie aan gezinnen met een kind met het syndroom van Usher. Het doel was om een eenduidige methode te creëren waarmee professionals deze psycho-educatie kunnen bieden. Het project bestond uit drie fasen: oriëntatie, productie, en uitvoering.
Belangrijkste bevindingen en conclusies:
Oriëntatiefase:
Er werden ondersteuningsbehoeften van gezinnen met het syndroom van Usher in kaart gebracht.
Er werd vastgesteld welke informatie en ondersteuning nodig zijn om deze gezinnen te helpen omgaan met de aandoening.
Productiefase:
Materialen voor professionals werden ontwikkeld, waaronder een handreiking en bouwstenen voor psycho-educatie.
De materialen werden afgestemd op de behoeften van de professionals die psycho-educatie bieden.
Uitvoeringsfase:
In een pilotstudie werden de ontwikkelde materialen getest bij gezinnen met een kind met het syndroom van Usher.
Gezinnen die de psycho-educatie ontvingen, waren over het algemeen tevreden met de ondersteuning die ze kregen.
Professionals waren tevreden over de ontwikkelde materialen en gaven aan deze te willen blijven gebruiken.
Aanbevelingen:
Er wordt aanbevolen om vervolgonderzoek te doen naar de kwaliteit van de behandelrelatie tussen professionals en gezinnen en naar de effecten van de psycho-educatie voor de gezinnen.
Ook wordt aanbevolen om de ontwikkelde materialen door te ontwikkelen, zodat deze ook voldoen aan de aanvullende ondersteuningsbehoefte die professionals hebben (o.a. concrete handvatten bij het bieden van de psycho-educatie)
Informele ondersteuning, zoals lotgenotencontact, zou beter geïntegreerd moeten worden in de formele psycho-educatie.
Zowel ervaringsdeskundigen als professionals moeten betrokken blijven bij de ontwikkeling en implementatie van psycho-educatiematerialen.
Het project heeft aangetoond dat er behoefte is aan gestructureerde psycho-educatie voor gezinnen met het syndroom van Usher en dat de ontwikkelde materialen een waardevolle aanvulling zijn voor de praktijk.
Aan dit onderzoek vanuit Kentalis in samenwerking met de universiteit van Groningen werkten ruim 70 mensen met het Ushersyndroom en ouders mee.
Het eindverslag van het onderzoek vind je hier: Coping met Usher Voor vragen over dit onderzoek kun je contact opnemen met: Eline Heppe via heppe@kentalis.nl
https://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2024/05/DEELKRACHT_LOGO-1.jpg20002000Ivonne Bressershttps://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2023/08/Website-logo.svgIvonne Bressers2024-05-10 13:49:462024-11-07 16:19:02Ushersyndroom binnen het gezin
“Het oog is zo’n prachtig en wonderlijk klein orgaan, een supergespecialiseerd instrument waarmee we onze omgeving in al zijn schoonheid en complexiteit kunnen waarnemen.”
Helaas kan er ook veel misgaan met het oog. Als oogarts richt Prof. Dr. Camiel Boon hij met name op ziekten van het netvlies (de retina), erfelijke oogziekten, en microchirurgische netvliesoperaties. Camiel Boon is oogarts en hoogleraar Oogheelkunde in het Amsterdam UMC en LUMC.
Zijn sterke motivatie voor het doen van innovatief wetenschappelijk onderzoek haalt hij uit het dagelijkse contact met patiënten die worden geconfronteerd met ernstige oogziekten. Prof. Boon: ‘Er zijn nog te veel oogziekten die we niet goed kunnen behandelen. Daar proberen we met mijn team verandering in te brengen!’.
Veel patiënten met de diagnose Ushersyndroom in het westen van ons land, bezoeken oogarts Camiel Boon en zijn team voor een tweejaarlijkse controle of behandeling voor een oogprobleem. Een behandeling van het syndroom van Usher om de achteruitgang van het zichtverlies te stoppen, is er nog niet. Maar er zijn wel hoopvolle ontwikkelingen!
Het is tijd om ook Prof. Boon te vragen naar zijn werk, zijn wetenschappelijk onderzoek en de toekomstige innovatieve behandelingen voor Ushersyndroom.
Hoop voor de toekomst: pionier in gentherapie Prof. Camiel Boon is opgeleid tot oogarts en gepromoveerd (cum laude, op een proefschrift over erfelijke netvliesaandoeningen, 2009) in het Radboudumc in Nijmegen. Als oogarts en inmiddels hoogleraar doet hij in Amsterdam Universtair Medische Centra (en part-time in het Leids Universitair Medisch Centrum) onderzoek naar genetische netvliesziektes, zoals retinitis pigmentosa (RP), ook in het kader van Ushersyndroom. Patiënten ziet hij in Amsterdam UMC, dat door de Nederlandse Federatie van Universiteiten en het European Network for Rare Eye Diseases is aangewezen als expertisecentrum. De gentherapie waar Camiel samen met het laboratorium van Prof. Dr. Arthur Bergen (tevens Amsterdam UMC) en Dr. Jan Wijnholds (LUMC) aan werkt zou in de toekomst patiënten kunnen helpen om blindheid te voorkomen.
Virus-envelopjes of niet-virale ‘nanodeeltjes’ Boon: ‘In Amsterdam UMC behandelen wij nu voor het eerst mensen met een specifiek type retinitis pigmentosa (RP), die X-gebonden overerft door een foutje in het RPGR gen. Samen met Radboudumc zijn wij hierin echt aan het pionieren.’ Camiel Boon is de hoofdonderzoeker van deze studie en degene die in Amsterdam deze microchirurgische ingrepen doet. ‘Het is een voorrecht om eindelijk de eerste patiënten daadwerkelijk een mogelijke behandeling te kunnen bieden en deze ook zelf uit te kunnen voeren. Maar het is nog wel echt een pionierstijd en we moeten nog goed onderzoeker of deze technieken ook echt effectief en veilig zijn.’
Gentherapie voor erfelijke netvliesdegeneratie door het RPE65 gen is al beschikbaar en wordt door de verzekeraars voor sommige patiënten met dit gen die in aanmerking komen vergoed. Camiel Boon: ‘Alleen is de afgelopen 2 jaar gevonden dat bij een aanzienlijk percentage patiënten een heel vervelende en zorgelijke complicatie optreedt, namelijk een versnelde verdunning van het netvlies. Dat is dus precies wat je niet wilt.’ Oogarts Boon geeft aan dat dit mogelijk komt doordat de gentherapie ervoor zorgt dat het nieuw toegediende gen ‘te hard aan gaat staan’ en dat te veel van het goede voor het netvlies is. Maar het kan ook zijn dat de virus-envelopjes waarmee het gen onder het netvlies wordt geïnjecteerd tot ontsteking en schade leiden.
Boon: ‘Het geeft aan dat er nog veel onderzoek moet gebeuren naar de veiligheid en effectiviteit van deze splinternieuwe technieken. Mogelijk is het beter om geen virus-envelopjes te gebruiken voor deze gentherapie. Wij doen in Amsterdam UMC onderzoek naar het gebruik van niet-virale ‘nanodeeltjes’, een soort vetbolletjes als vervoersmiddel om de genetische behandeling op zijn plek in het netvlies te krijgen.’
Opstart Sirius voor RNA-therapie Oogarts Boon was als hoofdonderzoeker in Amsterdam UMC nauw betrokken bij het opstarten van de Sirius studie voor RNA-therapie voor Ushersyndroom type 2A met exon 13 mutaties, door het bedrijf ProQR. Het liep uit op een deceptie. Boon: ‘Ik was echt geschokt dat dit bedrijf door financiële tegenvallers plots de stekker uit dit onderzoek trok, voordat de eerste mensen behandeld konden worden. We hadden veel patiënten geïnformeerd en geselecteerd voor deelname. Het was een nare ervaring dat bedrijven dit zomaar kunnen doen en de studie af bleek te hangen van de aandelenwaarde van het bedrijf. Ik ben hierdoor nóg kritischer geworden op de afspraken en logistiek van dit soort studies en bedrijven en hoop dat collega’s internationaal dit ook zullen doen. Ik hoop natuurlijk dat de studie, nu de RNA-therapie is overgenomen door een nieuw bedrijf,alsnog van start zal gaan. In dat geval zullen we in Amsterdam UMC ongetwijfeld weer deel gaan nemen, onder de juiste voorwaarden en in nauwe samenwerking met Radboudumc. Wij trekken met Amsterdam UMC en Radboudumc zoveel mogelijke samen op met dit soort innovatieve en uitdagende studies.’
Retrospectief onderzoek naar Ushersyndroom type 2c door een afwijkend ADGRV1-gen
Onlangs deelden wij een oproep om deel te nemen aan het retrospectief onderzoek voor mensen met Ushersyndroom type 2c.
Boon: ‘Met dit onderzoek willen wij vanuit Amsterdam UMC een zo groot mogelijke groep patiënten met RP in het kader van Ushersyndroom type 2c door de ADGRV1 genafwijking in kaart brengen. Dit is essentieel om een goede inschatting van het ziektebeeld, het beloop en de prognose te kunnen geven. Daarnaast is het belangrijk om het beeld goed te snappen om, in het geval van eventuele toekomstige behandelingen, de juiste kandidaten voor een behandeling te selecteren. Want je wil geen risico’s nemen als dat bijvoorbeeld geen zin meer heeft omdat de RP al te ver gevorderd is. Wij zijn bezig om dit onderzoek met alle expertisecentra voor erfelijke netvliesziekten uit het Nederlandse RD5000 netwerk uit te voeren. Maar we nemen ook gegevens mee van patiënten uit België, Italië, Portugal en zelfs Australië.
Ik geloof heel erg in goede samenwerking met zoveel mogelijk nderzoeksgroepen. Binnen zo’n netwerk kun je de studies en de impact daarvan veel groter maken en zo zijn de resultaten voor de klinische praktijk veel relevanter. Daarom werken wij vanuit Amsterdam UMC heel vaak samen in nationale en internationale netwerken. Voor het onderzoek naar behandeling werken wij ook nauw samen met Radboudumc. Onze onderzoekslijnen vullen elkaar daar goed aan. Waar Radboudumc veel onderzoek doet naar bijvoorbeeld RNA-therapie, doen wij in Amsterdam UMC onderzoek naar andere technieken zoals het ‘genetische schaartje’ CRISPR/Cas en andere nieuwe technieken.’
Ushersyndroom verward met ander syndroom
Ushersyndroom is de meest voorkomende vorm van doofblindheid. Een DNA-diagnose is daarom ook erg belangrijk want er zijn nog meer syndromen waarbij het gehoor en zicht is aangetast. Onlangs heb je een onderzoek gepubliceerd over het PHARC-syndroom. Boon: ‘In de praktijk worden soms patiënten gediagnosticeerd met Ushersyndroom terwijl er sprake is van het PHARC-syndroom. Wij hebben een artikel gepubliceerd waarin we beschrijven hoe dit onderscheid met Ushersyndroom het beste gemaakt kan worden. En dat dit belangrijk is, omdat dit niet alleen invloed heeft op mogelijke andere lichamelijke ziekteverschijnselen en management daarvan, maar ook de prognose en hopelijk toekomstige behandelingen.’
Staaroperaties bij mensen met Retinitis Pigmentosa en Ushersyndroom Staar op jongere leeftijd komt vaak voor bij RP, ook in het kader van Ushersyndroom. Tot voor kort was niet goed bekend of dit wel effectief is bij RP en of er misschien verhoogde risico’s zijn in het geval van een staaroperatie in deze groep. Camiel Boon wilde dit al jaren uitzoeken in een goede wetenschappelijke studie en heeft onlangs met zijn onderzoeksteam een groot internationaal onderzoek, gecoördineerd vanuit Amsterdam UMC, gepubliceerd over de uitkomsten en risico’s van een staaroperatie bij mensen met RP. Op basis van de uitkomsten in 226 patiënten (295 geopereerde ogen) vond hij dat de ingreep vaak leidt tot een significante verbetering van het zicht, maar dat het risico op complicaties ook wat groter is. Prof. Boon: ‘De kansen en risico’s moeten dan ook duidelijk van tevoren met mogelijke kandidaten voor een staaroperatie in combinatie met RP worden besproken.’
Weet wat je meet: de REPEAT-studie Een unieke studie waar Prof. Boon met trots over vertelt is de REPEAT-studie. Boon: ‘Het is opmerkelijk dat er nu al gentherapie wordt getest bij mensen met RP, terwijl we eigenlijk nog echt onvoldoende weten hoe we het effect van de behandeling betrouwbaar kunnen meten. We weten nog niet eens wat de variatie van eenzelfde meting op verschillende tijdstippen is bij RP. Dat is toch wel een groot probleem, want als je niet weer hoe betrouwbaar je meting is, dan is de interpretatie ervan op losse schroeven. En dan kunnen gentherapie studies alleen al op basis daarvan dreigen te mislukken.
Wij hebben een uniek initiatief genomen: de REPEAT-studie. Promovenda Jessica Karuntu test in maar liefst 50 RP patiënten (sommigen met Ushersyndroom), in verschillende ziektestadia, hoe variabel en betrouwbaar de belangrijke metingen voor RP zijn. Denk aan gezichtsveldonderzoeken, meting van de gezichtsscherpte, maar ook vragenlijsten over kwaliteit van leven. Dit is nog nooit eerder gedaan en de impact hiervan voor het onderzoek naar RP en de (meting van) behandeling daarvan gaat denk ik enorm zijn.
De farmaceutische industrie is er tot nu toe maar matig in geïnteresseerd om dit onderzoek uit te voeren en te ondersteunen. Terwijl het belang hiervan voor hun gentherapie studies juist zo groot is. Ik ben er best een beetje trots op dat wij dit dus onafhankelijk van die bedrijven voor elkaar boksen, want dat is nergens ter wereld tot nu toe gedaan.’
Het grote plaatje Tenslotte wijst Camiel Boon op nog een enorme klus waarmee hij met zijn groep de afgelopen tijd bezig is. ‘We zijn een heel groot artikel aan het schrijven over alle syndromen die zich met RP kunnen presenteren. Een groot stuk in dit artikel gaat over het syndroom van Usher. Dit artikel is zo belangrijk omdat het artsen en onderzoekers zal helpen om bijvoorbeeld de verschillende ziektebeelden sneller te herkennen en van elkaar te onderscheiden. En daardoor ook hopelijk sneller een behandeling te kunnen starten, als die beschikbaar is. Het wordt een artikel van ongeveer 150 pagina’s, eigenlijk meer een boek dus…!’
Samen met patiënten nieuwe wegen verkennen Prof. Boon: ‘Het is echt een voorrecht om als oogarts te werken in deze pionierstijd, waarin we eindelijk de eerste behandelingen kunnen testen in het laboratorium en nu zelfs ook in de klinische praktijk. Het is extra motiverend om hierin samen met patiënten en patiëntenverenigingen deze nieuwe wegen te verkennen en de handen ineen te slaan om zoveel mogelijk onderzoek naar deze zeldzame en ernstige ziekten mogelijk te maken.’
Tijdens het gesprek wat wij hadden met Prof. Camiel Boon, had Camiel ook een vraag aan ons. Hoe kunnen we de zorg voor patiënten met Ushersyndroom verbeteren?
In Nijmegen wordt al gewerkt met een multidisciplinair team waarin oogarts en KNO-arts samenwerken in de zorg voor mensen met Ushersyndroom.
Boon is bezig om deze samenwerking op te zetten in Amsterdam UMC samen met de afdeling KNO aldaar.
Podcast De nacht van …
Enkele maanden geleden was Prof. Camiel Boon te horen in de NPO Radio 1-podcastserie “De Nacht van …,”
De presentator van deze podcast serie Stijn Goossens, heeft een moeder die leeft met Retinitis Pigmentosa. Hij weet als geen ander hoe dat leven eruitziet en welk impact dat heeft op iemands leven en op het gezin.
In de uitzending spreekt hij met Camiel over zijn onderzoek, de hoopvolle toekomst en ook de nuances die daarbij horen. Want niet iedereen kan zomaar genezen van deze oogziektes. Wat kunnen we wel verwachten en hoever is het onderzoek van Camiel al? Dat hoor je in deze uitzending.
Beluister en bekijk hier de podcast. Helaas is de podcast niet voorzien van ondertiteling.
Webinar; Erfelijke oogzieketen
Op 15 april 2024 werd een gratis webinar voor kennisdeling georganiseerd door Prof. Camiel Boon (hoogleraar Oogheelkunde bij Amsterdam UMC), Prof.dr. Arthur Bergen (hoogleraar Menselijke Genetica van Oogziekten bij Amsterdam UMC) en dr. Jessica Karuntu (onderzoeker bij LUMC). Dit webinar is georganiseerd door het Oog Onderzoek Genootschap met als doel het delen van kennis over erfelijke oogziekten zoals Retinitis Pigmentsoa (RP) en Macula Degeneratie en de ontwikkeling van nieuwe behandelingen.
De opname van het webinar kunt u hier bekijken: Webinar is Engelstalig gesproken en ondertiteld.
https://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2024/04/Boonpasfotosmallervoorweb.jpg399600Ivonne Bressershttps://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2023/08/Website-logo.svgIvonne Bressers2024-04-18 09:06:102024-04-23 10:02:30Een kijkje in de wereld van Prof. Camiel Boon, oogarts
OPNIEUW SAMEN OP DE FIETS,
MAAR NU EEN RACETANDEM MET VERSNELLINGEN
In een opmerkelijke samenwerking tussen patiënten met Ushersyndroom en onderzoekers van het Radboudumc wordt een cruciale vervolgstap mogelijk gemaakt in het onderzoek naar een behandeling voor Ushersyndroom type 2C (USH2C).
In 2020 begonnen onderzoekers en patiënten een gezamenlijke reis in het onderzoek naarUSH2C. Het onderzoek, dat gefinancierd is door Stichting Ushersyndroom met cofinanciering van L.S.B.S. en CUREUsher, heeft enkele tegenslagen gekend, waaronder vertragingen als gevolg van de COVID-19-pandemie. Alhoewel het onderzoek enige vertraging heeft opgelopen, lijken de eerste resultaten erg hoopgevend te zijn.
Onderzoekers en patiënten streven naar een versnelling van dit cruciale en innovatieve onderzoek. Wereldwijd verenigen patiënten zich om fondsen te werven voor Stichting Ushersyndroom zodat een vervolg op deze studie mogelijk gemaakt kan worden.
Fietstocht
In hun sportieve outfit fietsten onderzoeker Merel Stemerdink, goedgemutst als copiloot samen met patiënt (en penningmeester van Stichting Ushersyndroom) Rick Brouwer als stoker, afgelopen zomer naar het Spoorwegmuseum tijdens de Usher Awareness Day.
Ruim 75 kilometer fietsten zij vanuit Arnhem naar Utrecht. Soepel, gefocust en in een rap tempo! Merel racet regelmatig in haar vrije tijd en Rick is een getrainde triatleet.
Bij zeldzame ziekten als Usher syndroom is het contact tussen artsen, onderzoekers en patiënten cruciaal. Patiënten, ouders en naasten stuwen het wetenschappelijk onderzoek naar een behandeling voort met het inzamelen van donaties en nauw overleg met artsen en onderzoekers. Door samen op te trekken, komt een behandeling voor progressieve doofblindheid sneller in zicht.
Als duo versnellen op de tandem Patiënten met Ushersyndroom en onderzoekers van het Radboudumc zetten samen opnieuw de tandem in beweging voor wetenschappelijk onderzoek naar een behandeling voor Ushersyndroom type 2C. Momenteel worden verschillende behandelstrategieën, waaronder de USH2C minigenen, getest in een speciaal voor het onderzoek ontwikkeld USH2C zebravismodel. De eerste resultaten, die naar verwachting eind 2024 bekend gemaakt kunnen worden, zijn erg hoopgevend. Daarom wordt er ‘hard gefietst’ om geld in te zamelen om dit onderzoek ook na 2025 een vervolg te kunnen geven.
Veelbelovend onderzoek
USH2C wordt veroorzaakt door mutaties in het ADGRV1-gen, en deze foutjes in het gen leiden tot een progressieve vorm van doofblindheid. Een van de veelbelovende behandelstrategieën voor erfelijke blindheid is ‘gen-augmentatie’, waarbij een gezonde kopie van het betrokken gen wordt afgeleverd aan het oog met behulp van een virale vector.
Wat de ontwikkeling van deze therapie uitdagend maakt, is dat het ADGRV1 gen ontzettend groot is: zo groot dat deze niet verpakt kan worden in de virale vector. Daarom zijn er kunstmatig verkorte versies van het ADGRV1 gen gemaakt – de ADGRV1 (USH2C) minigenen. Deze minigenen passen wel in een virale vector en momenteel wordt met behulp van het USH2C zebravismodel onderzocht of deze mini-genen ook daadwerkelijk in staat zijn om de functie van het defecte ADGRV1 gen over te nemen.
Een andere behandelstrategie, ‘exon-skipping’ genaamd, maakt het mogelijk om specifieke exonen (de specifieke gebieden van het ADGRV1 gen waarin mutaties zich bevinden), over te slaan. Dit kan in theorie de normale functie van het gen herstellen. Hoewel dit momenteel gericht is op een kleinere groep patiënten, bieden de eerste resultaten in zebravisjes hoop voor een meer gepersonaliseerde benadering van behandeling.
Bekijk hier de presentatie ‘USH2C Research’ van Merel Stemerdink. Met ondertiteling in Nederlands en Engels.
Onderzoeker en patiënten Een groep Amerikanen zocht contact met Rick Brouwer via de besloten Facebookgroep Usher 2C en belden met de onderzoekers van het Radboudumc. Al snel ontstond een symbiose tussen de patiënten uit USA en de onderzoekers in Radboudumc. Een sterke betrokkenheid tussen onderzoekers en patiënten, maakt de motivatie en inspiratie groter om het huidige onderzoek verder te brengen en te versnellen.
Vervolgstudie
Alhoewel de analyses en uitkomsten nog moeten worden gepubliceerd zijn de eerste resultaten erg hoopgevend. Een vervolgstudie om de strategieën ook te testen op humane organoïds wordt ontworpen en later dit jaar voor advies ingediend bij de Wetenschappelijk Adviesraad van Stichting Ushersyndroom.
Cindy Boer (lid van de WAR en PostDoc Osteoarthritis, genetics, microbiomics & omics in ErasmusUMC en zelf gediagnosticeerd met Ushersyndroom): “In een eerder advies hebben we een toevoeging aan het onderzoek voorgesteld. Wij willen dat er een vertaalslag gemaakt wordt naar de mens met behulp van menselijke huidcellen. Daarmee kun je onderzoeken of de minigenen zich goed gedragen in menselijke cellen en de eiwitten zich op de juiste wijze uitvouwen. Dit kan soms anders zijn dan bij diermodellen en geeft dan ook een goede indicatie of de gentherapie bij de mens zal werken”.
Toekomstplannen
Het onderzoeksteam kijkt ook naar de toekomst met een postdoc-projectvoorstel dat gepland staat in 2025. Waar de behandelstrategieën momenteel nog in het zebravismodel worden geëvalueerd, zal er in het toekomstige project een vertaalslag gemaakt worden naar de mens. Daarbij zal het project zich richten op het evalueren van de behandelstrategieën in humane cellen en netvlies organoïden. Het succes van deze benaderingen kan leiden tot uitbreiding naar andere vormen van netvliesdegeneratie, en mogelijk verdere verfijning van de lopende onderzoeken naar nieuwe behandeling voor Retinitis Pigmentosa als gevolg van mutaties in het USH2A en USH2C gen.
Jack uit de USA fietst ook mee!
Samen in actie om onderzoek te versnellen
Deze keer een race-tandem met patiënt en onderzoeker aan boord. Inmiddels zijn ook patiënten uit Zweden betrokken en is er een wereldwijde crowdfunding gestart. Met een groot vertrouwen in het proces wat hen doet voortstuwen en een behandeling van Ushersyndroom dichterbij zal brengen dan ooit tevoren. De verzamelde middelen worden door Stichting Ushersyndroom beheerd en deze zijn geoormerkt bestemd voor het vervolgonderzoek van USH2C.
De betrokkenheid van patiënten, zowel op lokaal als wereldwijd niveau, drijft het onderzoek naar USH2C naar nieuwe hoogten.
https://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2024/03/Schermafbeelding-2024-03-14-om-12.56.14.png9661416YellowDeveloperhttps://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2023/08/Website-logo.svgYellowDeveloper2024-03-14 13:37:482024-07-05 15:30:02Patiënt en onderzoeker: een dynamische duo
AAVantgarde Bio is een internationaal biotechnologiebedrijf gevestigd in Italië en mede opgericht door professor Alberto Auricchio. Hun primaire focus is het overwinnen van de beperkingen van de laadcapaciteit van adeno-geassocieerde virus (AAV) vectoren in gentherapie. AAVantgarde heeft een eigen, op AAV gebaseerde grote genafgifteplatform voor retinitis pigmentosa geassocieerd met Ushersyndroom type 1b (USH1B). Het maakt daarbij gebruik van DNA-recombinatie, genaamd dubbel hybride AAV.
Eind maart/begin april zal de eerste proefpersoon behandeld gaan worden met de door AAVantgarde ontworpen dubbel hybride AAV. Een spannende periode breekt aan.
Ushersyndroom type 1B (USH1B) is een genetische aandoening gekenmerkt door aangeboren doofheid, afwezigheid van het evenwichtsorgaan en retinitis pigmentosa (RP). Het treft ongeveer 1 op de 50.000 mensen. De aandoening wordt veroorzaakt door mutaties in het MYO7A-gen, dat verantwoordelijk is voor de productie van een eiwit genaamd MYO7A. Dit eiwit speelt een cruciale rol in verschillende cellulaire processen, waaronder de lokalisatie van melanosomen in het retinale pigmentepitheel (RPE) en het transport van rodopsine in de fotoreceptorcellen.
Motoreiwit
MyO7A is een op actine gebaseerde motoreiwit. Motoreiwitten zorgen in de cel voor het transport van allerlei stoffen, door ze te ‘pakken’ en ze langs dunne vezels genaamd ‘microtubuli’ te slepen. Daarbij bewegen de eiwitten op een manier die nog het meest doet denken aan lopen: het eiwit heeft twee voetjes waarmee het beurtelings bindt aan de vezel.
Hier zie je een korte animatie van ‘een wandelend motoreiwit’.
Motoreiwitten bestaan uit een kop- en een staartgedeelte. De kop herbergt de eigenlijke motor en verbruikt energie.
De ‘staartzijde’ bevat ankerplaatsen waar van alles aan kan worden gekoppeld. Omdat MYO7A een motoreiwit is, ligt de uitdaging om het gehele eiwit gezond af te leveren in het oog.
Dubbel hybride AAV
Traditionele adeno-geassocieerd virus (AAV) gentherapiebenaderingen hebben beperkingen vanwege de grootte van de genen die ze kunnen afleveren. Een nieuwere strategie, bekend als de dubbele hybride AAV-gentherapie, heeft de verwachting om deze uitdaging aan te pakken.
Bij deze aanpak worden donor- en acceptorsplicesignalen afzonderlijke in twee AAV-vectoren ingebracht, met een door AAVantgarde ontworpen recombinatie. Een recombinatie is een herschikking van genetisch materiaal dat resulteert in de vorming van een enkel AAV-genoom dat leidt tot de productie van een functioneel eiwit op ware grootte.
Fase 1 en 2 van de klinische trial In het tweede kwartaal van 2024 zal de eerste proefpersoon worden behandeld. In totaal worden 15 proefpersonen behandeld in de eerste fase van de studie. De veiligheid en effectiviteit wordt getest in verschillende doseringen. De verwachting is dat …..2025 de eerste resultaten bekend zullen zijn.
Half augustus meldden we dat ProQR Therapeutics, dat eerder haar twee veelbelovende klinische trials noodgedwongen moest stopzetten, in Laboratoires Théa (Théa) een nieuwe partner had gevonden om de ontwikkeling voort te zetten.
Helaas is deze samenwerking vroegtijdig beëindigd.
Eén van de voorwaarden voor de afronding van de overeenkomst was namelijk dat een aantal belangrijke oogheelkundige medewerkers van ProQR een dienstverband met Théa aan zouden gaan. Helaas hebben sommige medewerkers besloten hiervan af te zien waardoor aan die sluitingsvoorwaarde niet kan worden voldaan. Hierop heeft Théa de overeenkomst beëindigd.
Het directe gevolg is dat de klinische proef waarin RNA-therapie wordt getest voor mensen met Ushersyndroom 2A vooralsnog niet zal worden hervat.
De nieuwe partner Laboratoires Théa (Théa)heeft een overeenkomst gesloten met ProQR om de verdere ontwikkeling van de IRD-programma’s sepofarsen en ultevursen voort te zetten. Théa is een Europees farmaceutisch bedrijf dat gespecialiseerd is in onderzoek, ontwikkeling en commercialisering van oogzorgproducten. Dit familiebedrijf, gevestigd in Clermont-Ferrand, Frankrijk.
Binnen Théa wordt momenteel een volledig toegewijd team gespecialiseerd in erfelijke netvliesaandoeningen en een nieuwe organisatie opgezet om deze twee projecten te beheren
. Meer informatie over de volgende stappen voor deze programma’s zal de komende weken beschikbaar zijn bij Théa.
Over Ultevorsen Ultevursen (voorheen QR-421a) is een eersteklas experimentele RNA-therapie die is ontworpen om de onderliggende oorzaak van visusverlies bij Ushersyndroom type 2a en niet-syndromale retinitis pigmentosa als gevolg van mutaties in exon 13 van het USH2A-gen aan te pakken. QR-421a is ontworpen om functioneel usherin-eiwit te herstellen door een exon-skipping-benadering te gebruiken met als doel het verlies van gezichtsvermogen bij patiënten te stoppen of om te keren. Ultevursen is bedoeld om te worden toegediend via intravitreale injecties in het oog en heeft de status van weesgeneesmiddel gekregen in de VS en de Europese Unie en heeft van de FDA de status van fast-track en zeldzame pediatrische ziekte gekregen.
De transactie wordt naar verwachting in het derde kwartaal van 2023 afgerond.
Voor meer informatie of vragen over de aankondiging van vandaag kun je een e-mail sturen naar ProQR: patientinfo@proqr.com
Nieuw onderzoek naar de oorzaak van blindheid door Ushersyndroom
Een onderzoeksteam onder leiding van Dr. Ronald Roepman (www.roepmanlab.com) gaat in het Radboudumc onderzoek doen naar de onderliggende oorzaak van het zichtverlies door Ushersyndroom. In dit onderzoek “Harnessing autophagy to combat macular degeneration” willen zij meer duidelijkheid krijgen over de sterfte van de kegelcellen in het netvlies. In een gezond oog worden afvalstoffen in het netvlies ‘opgeruimd’ maar bij netvliesziekten zoals Ushersyndroom gebeurt dat niet voldoende. De kegeltjes sterven uiteindelijk doordat afval zich in schadelijke hoeveelheden ophoopt in deze cellen. Dankzij de inspanningen van de wandelaars van ‘Nederland wandelt voor Usher’, kan Stichting Ushersyndroom dit belangrijke onderzoek voor een groot deel financieren.
Cruciale ontdekking
Erfelijke blindheid is een ingrijpende aandoening die het leven van vele patiënten ernstig beïnvloedt. Onderzoekers zijn al geruime tijd op zoek naar effectieve behandelingen, maar de vraag waarom de afvalstoffen in het netvlies bij erfelijke netvliesziekten, niet worden opgeruimd, is tot nu toe nog onbekend. Dr. Ronald Roepman, die samenwerkt in dit veelbelovende project met Dr. Erik de Vrieze en dr. Erwin van Wyk, heeft recentelijk een cruciale ontdekking gedaan die mogelijk een antwoord zou kunnen geven op deze vraag. Dit kan een belangrijke stap zijn in de richting van een oplossing. Dr. Ronald Roepman: “Als je weet waarom de kegeltjes het afval niet opruimen, dan kun je ze misschien helpen met opruimen door bijvoorbeeld een medicijn”.
Autofagie
Het onderzoek concentreert zich op het begrijpen van het mechanisme van ‘autofagie’ in kegelcellen. Autofagie is een biologisch proces waarbij bepaalde onderdelen van een
cel -zoals beschadigde eiwitten of lichaamsvreemde deeltjes- afgebroken worden. Recente onderzoeksdata wijzen in de richting dat ontregeling van dit proces een belangrijke oorzaak is van kegelsterfte, wat leidt tot de progressieve vermindering van het gezichtsvermogen bij deze erfelijke netvliesaandoeningen.
Sterfte door eigen afval
Een Usher-gen bevat de instructies voor de productie van een eiwit om de lichtgevoelige cellen in het netvlies – de staafjes en de kegeltjes – gezond te houden. Fouten in dit gen kunnen leiden tot het slecht functioneren van het eiwit en daarmee ook de processen verstoren. De kegeltjes produceren aanzienlijke hoeveelheden afvalstoffen, die normaal gesproken door het proces van autofagie opgeruimd worden. Als de Usher eiwitten niet aanwezig zijn of niet goed functioneren dan kunnen de kegeltjes zich niet ontdoen van hun afvalstoffen en komen als het ware om in hun eigen ‘troep’. De onderzoekers willen achterhalen op welke manier de genetische afwijking verantwoordelijk is voor de slecht functionerende autofagie.
Zebravisjes en netvliesorganoïden
Het onderzoeksteam maakt gebruik van zebravisjes als modelorganisme in het laboratorium, vanwege de opvallende gelijkenissen van hun ogen met die van mensen. Met behulp van de zebravissen zullen de gezonde kegelcellen en kegelcellen met verstoorde autofagie, met elkaar vergeleken worden.
Daarnaast zal het onderzoeksteam netvliesorganoïden gebruiken, kleine netvliesjes die in het laboratorium zijn gekweekt met cellen van zowel patiënten met Ushersyndroom als van mensen met gezonde ogen. Deze organoïden bieden een waardevol platform om het mechanisme van autofagie in gezonde en zieke cellen te bestuderen.
Hoop op vinden veilige en effectieve behandeling
Wanneer het mechanisme van autofagie in kaart is gebracht, zal het onderzoeksteam op zoek gaan naar stoffen die het proces van autofagie kunnen stimuleren waardoor er minder of geen kegelsterfte meer plaatsvindt. Met behulp van een databank met duizenden stoffen, waarvan bekend is dat ze eiwitten stimuleren of remmen, hopen ze een veilige en effectieve behandeling te vinden.
Ook voor andere erfelijke netvliesziekten
Dit veelbelovende onderzoek zal niet alleen bijdragen aan gedetailleerde kennis over autofagie en kegelsterfte, maar ook mogelijkheden bieden voor verdere ontwikkeling van behandelingen. Als de uitkomsten van dit onderzoek succesvol blijkt, kan dit project de achteruitgang van het zicht afremmen en een aanzienlijke impact hebben op de kwaliteit van leven van patiënten met Ushersyndroom. Dr. Roepman: “Het zal dan niet alleen een oplossing kunnen bieden voor Ushersyndroom maar ook voor patiënten met Retinitis Pigmentosa (RP), Macula Degeneratie (MD) en alle andere vormen van erfelijke netvliesziekten.”
Het huidige project heeft een looptijd van drie jaar. Stichting Ushersyndroom speelt een belangrijke rol bij het onderzoek door een groot deel van het benodigde budget te financieren. Wij financieren dit onderzoek niet alleen. Dankzij LSBS (Landelijke Stichting voor Blinden en Slechtzienden) en de donateurs van het Oogfonds zijn zij medefinanciers voor dit project en leveren daarmee ook een waardevolle financiële bijdrage om dit veelbelovende onderzoek mogelijk te maken.
Jij kunt ons steunen door middel van een donatie. Daarmee kan Stichting Ushersyndroom wetenschappelijk onderzoek financieren. Onderzoek dat moet leiden tot een behandeling van Ushersyndroom zodat doof én blind worden stopt!
“Onze dochter heeft het Ushersyndroom en ik (en velen met mij) zet me in om ervoor te zorgen dat ze niet doof én blind hoeft te worden,” vertelt Gert-Jan Weijers, eigenaar van de Van Lunen Adviesgroep en Klomp Advies. Medewerkers van de adviesbureaus gaan samen met vrienden en familieleden in twee dagen naar het Spoorwegmuseum in Utrecht lopen. Met deze wandeltocht hopen ze geld op te halen om de behandeling van Ushersyndroom mogelijk te maken.
Ushersyndroom, ofwel het syndroom van Usher is een erfelijke aandoening. Mensen met deze diagnose verliezen langzaam hun zicht en gehoor waardoor ze doof én blind worden. Deze aandiening is zeldzaam, waardoor onderzoek naar de oorzaak én een behandeling weinig financiering krijgt. Stichting Ushersyndroom heeft daarom een duidelijke missie: “In 2030 is Nederland bekend met het Ushersyndroom en zijn diagnose, zorg en behandeling standaard geworden”.
Global Usher Awareness Day Zaterdag 16 september is het ‘Global Usher Awareness Day’. Op deze dag wordt Ushersyndroom wereldwijd onder de aandacht gebracht, zodat iedereen kan zien dat mensen met Ushersyndroom enorm gedreven en gemotiveerd zijn om te blijven deelnemen aan de maatschappij.
Het Spoorwegmuseum vormt tijdens de ‘Global Usher Awareness Day’ het decor voor een groots opgezet evenement, met onder andere een silent disco, foodtrucks, interessante sprekers en een ‘Experience Tour’. Onder de vlag van ‘Nederland wandelt voor Usher’ komen die dag ook uit alle windstreken lopers aan bij het museum, die met hun tocht geld ophalen voor Stichting Ushersyndroom. In de middag hopen de wandelaars van Van Lunen Adviesgroep en Klomp Advies hier ook te finishen.
Alleen samen
Gert-Jan vertelt over de wandelactie die hij en zijn familie, vrienden en collega’s gaan ondernemen: “Zestien jaar geleden hebben wij te horen gekregen dat onze dochter Carlyn (17 jaar) het Ushersyndroom heeft. Ze is doof geboren, haar evenwichtsorgaan werkt niet en ze wordt langzaam blind.” Momenteel is behandeling van het Ushersyndroom nog niet mogelijk. Er zijn “hoopvolle onderzoeken” aan de gang, maar deze onderzoeken kosten heel veel geld. “Daarom proberen wij – met ‘Nederland wandelt voor Usher’ – zoveel mogelijk aandacht te vragen en geld in te zamelen, met als uiteindelijke doel om Ushersyndroom de wereld uit te helpen – voor álle mensen die leven met het Ushersyndroom. Het geld gaat rechtstreeks en voor 100% naar Stichting Ushersyndroom, die de onderzoeken ondersteunt.” Vanzelfsprekend is iedere donatie of vorm van sponsoring uitermate welkom; elke euro is een stapje dichter bijeen behandeling. “Bij voorbaat wil ik iedereen heel hartelijk bedanken voor alle positieve reacties en donaties”, aldus Gert-Jan. “Alleen samen helpen we Usher de wereld uit!”
https://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2023/09/Team-Carlyn.jpeg11301919Ivonne Bressershttps://www.ushersyndroom.nl/wp-content/uploads/2023/08/Website-logo.svgIvonne Bressers2023-09-08 09:32:042023-09-08 09:40:36Samen lopen om Ushersyndroom de wereld uit te helpen
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.