Tag Archief van: RNA therapie

Zijn konijnenogen en cel modellen geschikt?

Beoordeling veiligheid en toxiciteit genetische pleisters

Erfelijke netvliesziekten zoals Ushersyndroom (doofblindheid) zijn zeldzame aandoeningen die resulteren in een geleidelijk verlies van zicht. Als zodanig hebben ze een aanzienlijke impact op de kwaliteit van leven van patiënten en hun omgeving. Hoewel erfelijke netvliesziekten nog steeds grotendeels onbehandelbaar zijn, is er in de afgelopen jaren aanzienlijke vooruitgang geboekt. Zo worden er RNA-therapieën ontwikkeld, waarbij gebruik wordt gemaakt van “genetische pleisters”. Een belangrijk aandachtspunt in de ontwikkeling van dergelijke therapieën zijn de hoge kosten die gepaard gaan met de veiligheids- en toxiciteitstesten van “genetische pleisters”.  

Een vereiste waaraan tot op dit moment voldaan moet zijn voordat “genetische pleisters” in patiënten getest mogen worden, is dat in twee verschillende gewervelde diersoorten (waaronder een primaat) vastgesteld is dat deze moleculen niet toxisch, schadelijk of gevaarlijk zijn.

Genetische pleister voor elke mutatie
De “genetische pleister” wordt specifiek voor een bepaalde (groep van) mutatie(s) binnen een gen ontwikkeld. Eerder is al aangetoond in diermodellen én in proefpersonen dat genetische pleisters, die ontwikkeld zijn om exon 13 in het USH2A gen af te plakken, veilig zijn. Deze resultaten geven nog geen garantie dat hetzelfde zal gelden voor “genetische pleisters” die ontwikkeld worden voor andere mutaties en exonen. Hierdoor zullen dezelfde testen om de veiligheid van deze nieuw ontwikkelde “genetische pleisters” vast te stellen, uitgevoerd moeten worden. Deze testen zijn duur, tijdrovend en gaan ten koste van het leven van veel dieren.

RETOX project
In het “RETOX” project (Rabbit Eyes for AON-induced TOXicity evaluation), een samenwerking tussen Radboudumc, Astherna BV en Stichting Ushersyndroom, wordt onderzocht of konijnen geschikt zijn om als enkele diersoort gebruikt te worden om eventuele toxische reacties op toegediende genetische pleisters uit te sluiten. Daarnaast zal ook onderzocht worden of deze toxiciteit- en veiligheidstesten in de toekomst ook in gekweekte cellen uitgevoerd zouden kunnen worden.

Als de uitkomsten van het RETOX project laten zien dat konijnen inderdaad geschikt zijn om toxiciteit van genetische pleisters in te bepalen, dan leidt dat tot een aanzienlijke besparing in de ontwikkelkosten van deze “genetische pleisters”, maar ook tot een vermindering van het aantal dieren dat gebruikt wordt tijdens de ontwikkeling van “genetische pleister” therapieën.

Lees meer over deze studie op de website van Health Holland:
Suitability of rabbits and in vitro models for toxicity assessments | Health~Holland

Doorstart klinische trial RNA-therapie voor USH2a beëindigd

UPDATE 27 september 2023

Half augustus meldden we dat ProQR Therapeutics, dat eerder haar twee veelbelovende klinische trials noodgedwongen moest stopzetten, in Laboratoires Théa (Théa) een nieuwe partner had gevonden om de ontwikkeling voort te zetten.
Helaas is deze samenwerking vroegtijdig beëindigd.

Eén van de voorwaarden voor de afronding van de overeenkomst was namelijk dat een aantal belangrijke oogheelkundige medewerkers van ProQR een dienstverband met Théa aan zouden gaan. Helaas hebben sommige medewerkers besloten hiervan af te zien waardoor aan die sluitingsvoorwaarde niet kan worden voldaan. Hierop heeft Théa de overeenkomst beëindigd.
Het directe gevolg is dat de klinische proef waarin RNA-therapie wordt getest voor mensen met Ushersyndroom 2A vooralsnog niet zal worden hervat.

Het volledige persbericht is hier te lezen.

 

READ ARTICLE IN ENGLISH

ProQR heeft een overeenkomst gesloten met Laboratoires Théa om het programma Ultevursen  over te nemen.

In augustus 2022 besloot ProQR om zich exclusief te richten op de ontwikkeling van het Axiomer® RNA editing technology platform. ProQR Therapeutics moest noodgedwongen de veelbelovende klinische trials stopzetten, tenzij zij een nieuwe strategische partner zouden vinden. Lees hier meer over: https://www.ushersyndroom.nl/klinische-trials-celeste-en-serius-worden-noodgedwongen-stopgezet/

De nieuwe partner
Laboratoires Théa (Théa) heeft een overeenkomst gesloten met ProQR om de verdere ontwikkeling van de IRD-programma’s sepofarsen en ultevursen voort te zetten. Théa is een Europees farmaceutisch bedrijf dat gespecialiseerd is in onderzoek, ontwikkeling en commercialisering van oogzorgproducten. Dit familiebedrijf, gevestigd in Clermont-Ferrand, Frankrijk.

Binnen Théa wordt momenteel een volledig toegewijd team gespecialiseerd in erfelijke netvliesaandoeningen en een nieuwe organisatie opgezet om deze twee projecten te beheren

. Meer informatie over de volgende stappen voor deze programma’s zal de komende weken beschikbaar zijn bij Théa.

Over Ultevorsen
Ultevursen (voorheen QR-421a) is een eersteklas experimentele RNA-therapie die is ontworpen om de onderliggende oorzaak van visusverlies bij Ushersyndroom type 2a en niet-syndromale retinitis pigmentosa als gevolg van mutaties in exon 13 van het USH2A-gen aan te pakken. QR-421a is ontworpen om functioneel usherin-eiwit te herstellen door een exon-skipping-benadering te gebruiken met als doel het verlies van gezichtsvermogen bij patiënten te stoppen of om te keren. Ultevursen is bedoeld om te worden toegediend via intravitreale injecties in het oog en heeft de status van weesgeneesmiddel gekregen in de VS en de Europese Unie en heeft van de FDA de status van fast-track en zeldzame pediatrische ziekte gekregen.

De transactie wordt naar verwachting in het derde kwartaal van 2023 afgerond.

Voor meer informatie of vragen over de aankondiging van vandaag kun je een e-mail sturen naar ProQR: patientinfo@proqr.com

Het persbericht van ProQW  is te vinden via deze link

Lees meer over RNA-therapie op ons Kennisportaal: https://www.ushersyndroom.nl/kennisportaal/onderzoek/rna-therapie/

Licht aan het einde van de tunnel?

Niets meer kunnen horen en dus niet meer kunnen genieten van muziek en moeite hebben met het voeren van gesprekken of niet meer kunnen zien? Het antwoord op deze onmogelijke vraag is waarschijnlijk niet te geven. Mensen met het Ushersyndroom hoeven hem niet te beantwoorden; zij worden doof en blind.

Het Ushersyndroom is een zeldzame, erfelijke aandoening die bij ongeveer één op de 20.000 mensen voorkomt. Het is een zogenaamde recessief overervende aandoening. Dat betekent dat beide ouders drager zijn van een bepaald gendefect zonder dat ze daarvan last hebben. In de meeste gevallen hebben de ouders geen weet van het feit dat ze drager zijn van dit gendefect. In ongeveer 25 procent van hun kinderen komt het gendefect, afkomstig van zowel vader als moeder, bij elkaar en resulteert dat in aangeboren slechthorendheid.

Kokervisus
De eerste problemen met het zicht openbaren zich pas vanaf de puberteit. In eerste instantie wordt het steeds moeilijker om in schemerige ruimtes zaken van elkaar te onderscheiden (nachtblindheid). Vervolgens neemt het zicht vanaf de randen van het gezichtsveld langzaam af. Het lijkt alsof je de wereld door een wc-rolletje ziet. Dit wordt kokervisus genoemd. Na verloop van tijd wordt de diameter van de koker steeds kleiner, totdat voor veel mensen met Usher syndroom het licht rond hun zestigste levensjaar definitief uitgaat.

Tegenwoordig wordt de diagnose Usher syndroom vaak al op jonge leeftijd gesteld. Pasgeboren kinderen ondergaan in Nederland de zogenaamde neonatale gehoortest. Kinderen waarvan later wordt vastgesteld dat ze Usher syndroom hebben, slagen niet voor deze test. Daarna vindt meestal genetisch onderzoek plaats om een eventuele onderliggende erfelijke oorzaak vast te stellen of uit te sluiten. De uiteindelijke uitslag die door de klinisch geneticus en behandelend arts aan de ouders wordt medegedeeld, komt aan als een mokerslag. De oorzaak van het gehoorverlies is gevonden en kan gedeeltelijk gecompenseerd worden met gehoorapparaatjes of cochleaire implantaten. Daarnaast zal er zich dus vanaf de puberteit een progressief verlies van zicht openbaren, waarvoor er tot op dit moment geen behandeling beschikbaar is.

Onderzoek
Hearing & Genes, binnen de afdeling KNO van het Radboudumc, is het landelijk erkende expertisecentrum voor erfelijke gehooraandoeningen, inclusief Usher syndroom. Sinds jaren wordt er binnen de afdeling onderzoek uitgevoerd om het Usher syndroom beter te leren begrijpen. Vragen zoals ‘Waardoor wordt het Usher syndroom veroorzaakt?’, ‘Wat gaat er precies mis in het oog en het oor?’ en (Hoe verloopt het ziekteproces?’ worden onderzocht. Sinds enkele jaren is daar een belangrijke vraag bijgekomen: hae kunnen we de achteruitgang van het zicht remmen of misschien zelfs wel stoppen?

In 2004 werd het belangrijkste gen dat betrokken is bij het ontstaan van het Usher syndroom door Erwin van Wijk geïdentificeerd: het USH2A gen. Pathogene varianten in dit gen, ook wel mutaties genoemd1 zorgen ervoor dat het eiwit – dat gecodeerd wordt door dit gen – niet meer gemaakt wordt of niet meer functioneel is. Ongeveer 50 procent van alle Usher-patiënten op de wereld kunnen verklaard worden door mutaties in dit USH2A gen. Na het verkrijgen van een Veni-subsidie van ZonMW (NWO) is Erwin in 2012 gestart met de ontwikkeling van een innovatieve methode om de achteruitgang van het zicht te remmen. De onderzoeksgroep werd uitgebreid met promovendi1 postdocs en een research analist. Momenteel wordt er in het laboratorium met acht personen gewerkt aan de ontwikkeling van een genetische therapie. Daarnaast wordt er in nauwe samenwerking met de afdeling Oogheelkunde een natuurlijk beloopstudie uitgevoerd, waarin het gehoor en zicht van een groep Usher-patiënten gedurende een periode van vijf jaar nauwkeurig in kaart wordt gebracht.

Genetische pleisters
Om een dergelijke therapie te kunnen ontwikkelen, zijn twee zaken essentieel. Je hebt een goede, haalbare therapeutische strategie nodig en een cel- of diermodel om de werkzaamheid van deze strategie uiteindelijk in te testen. De aanpak die gekozen werd, wordt ‘exon­ skipping’ genoemd. Hiervoor worden antisense oligonuc/eotiden gebruikt, in de volksmond ook wel ‘genetische pleisters’ genoemd. Genen zijn opgebouwd uit stukken informatie die vertaald worden in eiwit (de exonen) en stukken die niet vertaald worden in eiwit (de intronen).

Verreweg de meeste mutaties zijn te vinden in exonen. Door specifiek het exon waarin een erfelijke fout zit af te plakken met een ‘genetische pleister, 1 zal dit exon niet meer vertaald worden in eiwit. Daarmee komt dus ook de erfelijke fout niet meer in het eiwit terecht. Het gevolg is dat het USH2A eiwit een stukje kleiner wordt, maar hopelijk voldoende functionaliteit bezit om het oog goed te laten blijven functioneren.

Zebravissen
Voor de eerste groep van USH2A-patiënten zijn inmiddels ‘genetische pleisters’ ontwikkeld. Sanne Broekman, research analist in het Van Wijk lab, heeft zich gespecialiseerd in het meten van de oogfunctie van zebravislarven met behulp van elektrofysiologie. Zebravissen blijken namelijk zeer geschikt om de werkzaamheid van een genetische therapie voor het Usher syndroom in te testen. Om zich deze uitermate specialistische kennis eigen te maken, heeft Sanne drie maanden gewerkt binnen de onderzoeksgroep van de absolute specialist op dit gebied: professor Stephan Neuhauss (Universiteit van Zürich). Sanne toonde met haar metingen aan dat het USH2A eiwit na behandeling met de genetische pleisters weer gevormd werd in de ogen van zebravissen waarin het USH2A gen was uitgeschakeld. Daarnaast kon ze laten zien dat het gevormde eiwit ook nog eens functioneel was.

Sprankje licht
Inmiddels is deze kennis in samenwerking met het Leidse biotech bedrijf ProQR Therapeutics vertaald naar een experimentele behandeling voor patiënten. De genetische pleister werd QR-421a genoemd, later omgedoopt tot U/tevursen. In maart 2019 zijn de eerste patiënten behandeld, waarna in april 2021 de tussentijdse resultaten werden gepresenteerd: het middel bleek veilig en daarnaast ook nog eens effectief. Momenteel wordt gezocht naar investeerders om de laatste fase van klinische testen uit te kunnen voeren waarmee de effectiviteit van het middel vastgesteld moet worden binnen een grote groep patiënten. Indien de positieve resultaten overeind blijven, zal de procedure voor de goedkeuring van het medicijn door de EMA en FDA opgestart kunnen worden. Na jaren van onderzoek gloort er nu dus eindelijk een sprankje licht aan het einde van de tunnel voor Usher-patiënten!

ANALYSEVISIE I NR 6 1 DECEMBER 2022
TEKST ERWIN VAN WIJK EN SANNE BROEKMAN HEARING& GEN ES, KNO, RADBOUDUMC NIJMEGEN

Lees ook:
Twee kanten van het verhaal

Mutatie veroorzaakt wel – niet – wel blindheid

Klinische trials Celeste en Serius worden noodgedwongen stopgezet

ProQR Therapeutics moet noodgedwongen de veelbelovende klinische trials stopzetten, tenzij zij een nieuwe strategische partner vinden om door te kunnen gaan.

Het bedrijf ProQR Therapeutics heeft in een recent persbericht de teleurstellende melding gemaakt van het stopzetten van 2 veelbelovende behandelstudies voor mensen met Ushersyndroom type 2A. Het bedrijf heeft in een behandelstudie voor een ander oogheelkundig ziektebeeld (Congenitale Amaurosis van Leber), de vooraf vastgestelde eindpunten niet bereikt. Dit heeft uiteindelijk grote financiële consequenties voor ProQR en heeft het bedrijf doen besluiten om alle lopende oogheelkundig behandelstudies te staken. Dit is een enorme tegenvaller voor iedereen met Ushersyndroom en alle mensen met andere erfelijke netvliesaandoeningen, maar vooral voor diegene met een mutatie in exon13 van het USH2A gen waar deze behandeling voor bedoeld is.

Exon-skipping therapie
Het medicijn is gebaseerd op de methodiek van exon-skipping, waarbij gebruik gemaakt wordt van zogenaamde ‘genetische pleisters’ tegen exon13 van het USH2A gen, ook wel QR-421a of Ultevursen genoemd. Enkele patiënten met een genetische veranderingen in exon13 van het USH2A gen zouden in theorie in aanmerking komen voor de behandeling met Ultevursen. Het is technisch gezien helaas niet mogelijk om voor alle mutaties in het USH2A gen een gerichte exon-skipping therapie te ontwikkelen. Als echter bewezen wordt dat Ultevursen werkt, is dit een enorm belangrijke stap in de richting van de behandeling van Ushersyndroom en zullen naar verwachting nieuwe ontwikkelingen op het gebied van behandelingen volgen.

Het is goed mogelijk dat een ander farmaceutisch bedrijf de volgende fase van het klinische onderzoek naar Ultevursen overneemt. De uitkomsten in de eerste 2 fases van de klinische trial waren namelijk zeer positief en hoopgevend. Stichting Ushersyndroom blijft zich inzetten voor een behandeling voor alle patiënten met Ushersyndroom en ziet met vertrouwen de ontwikkelingen voor de verschillende typen van Ushersyndroom tegemoet.

Dr. Erwin van Wijk heeft de exon-skipping techniek ontwikkeld voor patiënten met mutaties in exon13 van het USH2A gen. Hij vertelt in onderstaande video meer over het nieuws van ProQR:

Klinische trials Celeste en Serius noodgedwongen stopgezet

De laatste fase van de klinische trial RNA-therapie QR-421a is gestart

Voor patiënten met RP als gevolg van mutaties in exon13 van het USH2A-gen

Sirius en Celeste zijn de namen van de nieuwe studies die vanaf begin december 2021 van start zijn gegaan (fase 2/3 ). 

Sirius en Celeste zijn twee, 24 maanden durende meervoudige dosis studies, om te evalueren of QR-421a effectief is in het stoppen van het zichtverlies en om te weten of het veilig is en goed wordt verdragen.
Volwassenen en kinderen (vanaf 12 jaar) met RP als gevolg van mutaties in exon13 van het USH2A-gen zullen in één van de studies worden geïncludeerd.

Sirius studie
De Sirius studie is voor mensen met vergevorderd verlies in het gezichtsvermogen. Ongeveer 80 personen zullen worden geïncludeerd in de Sirius studie.

Celeste studie
De Celeste studie is voor mensen met vroeg tot matig verlies van het gezichtsvermogen.  Ongeveer 120 personen zullen worden geïncludeerd in de Celeste studie.

 “We zijn blij dat we met onze tweede RNA-therapie mogelijk de laatste fase van het klinisch testen ingaan. In een eerdere klinische studie bleek QR-421a goed verdragen te worden en toonde het concordant voordeel in meerdere metingen van het gezichtsvermogen in behandelde ogen in vergelijking met onbehandelde ogen. Ons doel is om met de Sirius en Celeste studies de effectiviteit van QR-421a om zichtverlies te stabiliseren, bij mensen met RP als gevolg van mutaties in exon13 van het USH2A-gen, verder te valideren.”

Aniz Girach, M.D., Chief Medical Officer van ProQR

Wil je meer weten over Sirius en Celeste?

Lees ook:

Klinische trials Celeste en Serius noodgedwongen stopgezet

Positieve resultaten van QR-421a Fase 1/2 Klinische Studie voor Ushersyndroom en RP 

Stellar klinische studie

 

ProQR heeft positieve resultaten gepubliceerd van hun Fase 1/2 Stellar klinische studie naar QR-421a, een onderzoekstherapie voor de behandeling van Ushersyndroom en retinitis pigmentosa (RP) als gevolg van mutaties in exon 13 van het USH2A gen.

Stellar studie

De eerste klinische studie naar QR-421a in mensen, genaamd Stellar is een Fase 1/2 studie in volwassenen die in verschillende mate slechtziend zijn door mutaties in exon 13 van het USH2A gen. Deze studie onderzoekt het veiligheidsprofiel en de effectiviteit van QR-421a.

QR-421a is een onderzoek (RNA therapie) speciaal ontworpen om exon 13 over te slaan in het RNA, met als doel verdere slechtziendheid te voorkomen.

In totaal deden er 20 mensen mee aan de Stellar studie. De studie bestond uit vier studiegroepen waarvan drie groepen QR-421a toegediend kregen in verschillende doses. Een vierde groep onderging een schijnprocedure waarbij een intravitreale injectie werd nagebootst maar geen onderzoeksmedicijn werd toegediend. Van elke deelnemer werd één oog behandeld met een enkele injectie of schijnprocedure. Het andere oog bleef onbehandeld als controle.

Samenvatting van de klinische studie

  • QR-421a werd goed verdragen en er werken geen ernstige bijwerkingen gerapporteerd.
  • QR-421a liet een voordeel zien in meerdere oogtests, waaronder zichtscherpte (best corrected visual acuity, of BCVA), zichtveld (static perimetry) en netvlies structuur (OCT).

Vervolgstappen

Op basis van het veiligheidsprofiel en vroege aanwijzingen van werkzaamheid die tot nu toe zijn waargenomen, wil ProQR twee laatste Fase 2/3 klinische studies starten.

De laatste Fase 2/3 klinische studies, genaamd: Sirius en Celeste, zullen elk verschillende patiëntenpopulaties bestuderen.
De Sirius studie is een Fase 2/3 studie waarin mensen met vergevorde slechtziendheid zullen worden bestudeerd met een zichtscherpte (BCVA) van 20/40 of slechter. Het voorlopige ontwerp voor Sirius is een dubbel-gemaskeerd, gerandomiseerd, gecontroleerd, 24 maanden durend onderzoek met meerdere doses.
Parallel aan Sirius is de Celeste studie, een Fase 2/3 studie waarin mensen met vroege tot matige slechtziendheid zullen worden bestudeerd met een zichtscherpte (BCVA) beter dan 20/40. Het voorlopige ontwerp voor Celeste is een dubbel-gemaskeerd, gerandomiseerd, gecontroleerd, 24 maanden durend onderzoek met meerdere doses.

Lees hier meer over de resultaten van de Stellar studie

Deze studie is gebaseerd op het onderzoek en de bevindingen van Dr. Erwin van Wijk in het Radboudumc

Lees ook:

Klinische trials Celeste en Serius noodgedwongen stopgezet